een oud en magtig volk, ‘t welk, ten allen tijdenzeer beroemd geweest is. Over hunnen oorsprong en eerste verblijfplaats zijn de gedagten zeer verschilschillende. ’Er zijn ’er, die willen, dat zij in Duitschland, langs de Eissel, tot aan de Balltische Zee, gewoond hebben.
Anderen zeggen, dat het de Geti uit Asie geweest zijn, die, om een ander Land te zoeken, hun Vaderiand verlieten, zig in Bosnië, Tracie en Bulgarie nedersloegen, en zig van daar tot in Scandinavie hebben uitgebreid. Best volgt men ’t gevoelen van JORNANDES, die hun uit Zweeden doet voortkomen, alwaar nog heden eene Provintie, Gotland genaamd, bekend is. PETREUS leid hunnen naam af van eenen hunner Regenten, GUTHI. Het ging dit volk als veele anderen.
De vermenigvuldiging van hun Geslagt noodzaakte hun, andere Landen te zoeken, om voedzel te vinden. Eenige van hun trokken uit, en sloegen zig elders neder: dus hebben zij zig eerst in West-Gotland, op het Eiland Bornholm , en in het Gotland, verder in Estland, en eindelijk in Duitschland uitgebreid. Eenige Jaaren vóór CHRISTUS geboorte, verkooren zij een nieuwe wooning, lloegen zig in Pommeren, Pruissen en Saxen neder, en werden daar door in Oost- en Wester-Gothen verdeeld. Ook heeft de plaats, daar zij zig eerst in Zweeden nedersloegen, nog dien naam behouden.
Onder de Regeering van Keizer DECIUS, dat is, omtrent het Jaar 250, begonnen zij hunnen inval in het Keizerrijk, en versloegen DECIUS. Onder de Regeering van GALIENUS vielen de Gothen in Tracie, Griekenland en Zevenbergen. Doch onder Keizer CLAUDIUS leden zij een groote nederlaag in Mesie, alwaar men wil dat wel 32,000 van hun gesneuveld zouden zijn. De Keizer zou hier van den bijnaam van GOTHICUS ontleend hebben. De weinigen, die nog in Illirie waren overgebleeven , deeden den Christenen, onder CONSTANTYN, veel onregt. Onder het bestier van VALENS werden ’er eenigen van hun Christenen, doch meestal Ariatnen. VALENS liet hun in Thracie woonen; doch die gunst beloonden zij zeer ondankbaar, door hem den oorlog aan te doen.
Hij overwon hun, driemaal, doch moest in den vierden veldslag de vlugt neemen. De Keizer in een huis zig verborgen hebbende, staken zij ’er den brand in, en deeden hem door vuur verteeren. Keizer THEODOSIUS DE GROOTE verdreef hun uit Thracie. Maar hun Vorst ATHANARICUS begaf zig onder zijne bescherming. Na het overlijden van deezen, onderwierpen zij zig gezamentlijk aan den Keizer, tot aan zijnen dood.
Na den dood van THEODOSIUS, het Rijk zeer verdeeld zijnde, maakten zij gebruik van die onrust, tot dat RUFFINUS, onder Keizer ARCADIUS, ALARIK voor Koning der West-Gothen in Griekenland uitriep, welk Land zij niet alleen, maar ook Hungarie, en eindelijk, in het Jaar 413, de Stad Rome zelfs veroverden.
Na dat de West-Gothen, door de Wandalen, uit Italië verdreeven waren, bragt THEODORICUS, Koning der Oost-Gothen, ODACER, Hertog of Veldheer der Herulen, in ’t Jaar 493, overwonnen hebbende, Italië onder zijn gezag; zedert welken tijd de Gothen van Italië meester bleeven. Schoon Rome hun ontweldigd was, wierd deeze Stad, egter, door TOTILA, in de Jaaren 546 en 549, van nieuws veroverd. JUSTINIAAN maakte, door zijn dappere Veldheeren BELIZARIUS en NARSES, na dat hij TOTILA en TEJAS overwonnen had, een einde van het Gothische Rijk in Italië. De West-Gothen, egter, onthielden zig nog in Spanje; zij hadden aldaar, onder hunnen Koning AISTULPHIUS, een Rijk opgerigt, ’t welk tot aan het Jaar 713 stand hield: om welken tijd de Saraceenen het Koningrijk Spanje overmeesterden. Ook had AISTULPHIUS, in Aquitanie, een Rijk der West-Gothen gestigt, ’t welk als nog den naam van het Gothische Markgraafschap draagt.
Zij hadden hunne bijzondere inrigtingen, munten en gewoonten. Dat deeze volkeren, reeds vóór de belegering van Frije. en ten tijde van HERCULES, al in Zweeden zouden gewoond hebben, word met regt voor beuzeltaal gehouden.
Men zie hier over breeder JORNANDES en anderen, die over de oudste volkeren geschreeven hebben.