een man, bij wien man, wegens zijn beroep, die Geleerdheid niet zou gezocht hebben, welke hij bezat; want hij, die Kuiper van de Oostindische Compagnie te Middelburg in Zeeland was, is bekend geworden als Schrijver van eenige werken, die, ongedrukt, bij zijne erfgenaamen berustende zijn gebleeven. Het voornaamste dier werken was een foliant, ten tijtel voerende: Triumph van den Hebreeuwschen Bijbel, of Verklaaring over de Tijdrekening of Schepping der Waereld, en Herschepping der Kerke, ieder in zes periodes, zijnde de zevende tot rust daarbij gevoegd.
Het oogmerk van den Schrijver, en naderhand van zijne erfgenaamen, was, dit Werk bij inschrijving te doen drukken, volgens voorwaarden, daartoe bij eenen GALENUS MEERTENS uitgegeeven. Het zou bestaan hebben in twee deelen, waarvan het eerste behelsde de Schepping der Wereld, volgens de beschrijving van MOZES, in zes achtereenvolgende weekdagen, en het tweede deel, de Historie der Kerke; te zamen beloopende honderd en twintig vellen letterdruk, en versierd met zestien kunstprenten, welke reeds door COETS gesneden waren, en negen Tijdrekenkundige Tafels. De Schrijver hadt, tot dit werk, waarvan de uitvoering zou beloopen hebben drie duizend agt honderd en drie-en-negentig guldens en vijf stuivers, reeds uitgeschoten één duizend twee honderd en zes-en-tagtig guldens en vier stuivers: dus het zekerlijk voortgang zou gehad hebben, ware zijn dood niet tusschen beiden gekomen. Uit een’ brief van C. VITRINGA, aan hem, blijkt, dat hij, in 1699, nog in leven was. Eenige kleinere schriften van hem zijn nog in wezen, die men genoemd vindt bij LA RUE, Geletterd Zeeland, p. 206.