zoon van den godvruchtigon vader zo even gemeld, en van MARGARETHA HOMMA, werd geboren te Leeuwaarden, den 10den Januarij 1635. De godvrucht van de orders bezielde den zoon van der jeugd af.
Op de Hoogeschoolen van Franeker en Utrecht zijne studiën volbragt hebbende, werd hij, in 1662, beroepen te Exmorra in Friesland. Aldaar begaf hij zig, in ’t volgende jaar, in den echt met SARA NEVIUS. In 1665 werd hij beroepen te Stavoren, 1670 te Harlingen, 1673 te Leeuwaarden, 1678 te Middelburg, (voor welk beroep hij bedankte) en eindelijk in 1683 te Rotterdam, in plaatse van FRANÇISCUS RIDDERUS. Die Gemeente stichtte hij tot op den 30sten October 1711, wanneer hij godzaliglijk overleed. Het zou overbodig zijn, iets tot lof van zijne schriften te zeggen, zijnde zijn voornaamsle werk, de Redelijke Godsdienst, twee deelen in 4to, bij ieder ten overvloede bekend. Men leeze verder een breedvoerig verslag van ‘s mans leven, in de Lijkrede, op hem gedaan door D. A. HELLENBROEK. Dit voegen wij hier alleenlijk bij, dat, schoon BRAKEL, in het eerste Deel van het bovengemelde werk, zig opzetlijk tegen de Leere der Mijstiken verzet heeft, hij zelf, echter, in het Tweede Deel, van dat gevoelen niet vrij te pleiten is. ’s Mans afbeeldzel gaat in prent uit, door VAN GUNST, door HOUBRAKEN tweemaal, en mede zeer schoon, in zwarte kunst, door VERKOLJE.