ook wel Barckel en Borckel genaamd, een Riviertje, dat Gelderland doorstroomt. Het neemt zijnen oorsprong in Westphalen bij Koesveld, schietende door Stadloo, (Wreden of Vreden) Berkulo en Lochem, en zo voorts door Zutphen in den Yssel. RAIJ zocht den oorsprong in Duitschland, en wel in ‘t Bisdom Munster, twee uuren van die Stad, in ‘t gebied van Horstmar, bij ‘t Stedeke Bilderbeek, uit drie fonteinen; dan PONTANUS spreekt ’er uitvoeriger van, zeggende:
De Berkel in Westphalen, boven Koesveldt, bij het Steedeke Bilderbeek, straalt uit den Ravenberg, waaruit veel steen tot het bouwen gehaalt word, bij Zutphen verliest het zijnen naam, en loopt in den Yssel, maakende door twee bruggen, eene scheiding door de oude en nieuwe Stad, en drijfs eenige Molens, binnen het begrip der Vesten, om. Na ondervinding, dat met geringe moeite dat Riviertje bevaarbaar was te maaken, en ook dienen kon, om groote en kleine Schepen, langs het zelve af en aan te voeren, beslooten de Staaten van Gelderland, in het jaar 1630, aan de Magistraat van Zutphen toetestaan, dit nuttig werk ter haarer kosten ter hand te mogen neemen.
En op een anderen plaats zegt hij: De Berkel, hebbende zijn geboorte uit zeeker Hyland, geheeten de Speekhuizer Wuische, krijgt eenen grooten toeval van water, uit de Holthuizer- en Molen-Dijk, daar hij inschiet, niet verre van den Bijdriehoek, omtrent den weg, die naar het huis Hamers loopt. Vermits 'er drie Beeken springen, uit den Bijdriehoek, die in den Berkel stort, heeft het daarvan den naam van Bijdriehoek gekreegen. De Berkel, deeze wateren ingezwolgen hebbende, ontvangt nog onder Bijdriehoek en Ludgersbeek, het stroompje Verloen: Daarenboven ontspringt of komt uit seker veld, welke in de graft van het Slot schieten, die de Molens aldaar omdrijft: ter plaatse daar deeze zig vermengt, krijgt de Berkel zijnen naam, die dan voorts Koesvelt, Geskeren, Stadtloo, Vrede, en zeeker vervallen Schans, ook Hijburg, Borkelo, Lochem en de Stadt Zutphen bespoelt, alwaar de Berkel zijnen tol aan den Yssel betaalt.
Zie GUICIARDIJN, Beschr. der Nederlanden, fol. 15. Woordenb. des Aardrijks. PONTANUS, Geldersche Geschiedenissen, I. Deel, fol. 64.