Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 31-10-2023

ATTILA

betekenis & definitie

Koning der Hunnen, een Man, die zig door zijne dwinglandij vermaard gemaakt heeft. Onder zijne vermaardde bedrijven rekent men, zijnen inval, met een Leger van zeven honderd Man, (bestaande uit Tartarische en Scijtische Volken) in de Landen van Zevenbergen, Duitschland, Frankrijk en Italië; zijne overheersching van de Steden Keulen, Mentz, Trier, Metz, Tongeren, enz. Hij gaf zig zelven den tijtel van ATTILA, een Zoon van BENDUCI, afkomeling van NIMROD, opgevoed in Engadeli; door Gods genade Koning der Hunnen, Wenden, Gotthen, Daciers; een schrik der Waereld, en Gods roede.

En, zeker, gansch Europa beefde voor hem. Hij leefde in of omtrent het jaar 454.Zie Nederl. Oudh. bl. 60-65.

< >