Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 30-01-2024

ADRICHEM

betekenis & definitie

voortijds een zeer oud Slot, de verblijfplaats der Edelen van Adrichem, uit het huis van Brederode. Vermits het, door de Oorlogen, zeer verwoest was geworden, heeft Antonius van der Burgt of Burgh, als Erfgenaam van zijne Moeder, Wilhelmina van Adrichem, op dit Adelijk erf, wederom een treffelijk huis doen bouwen; het ligt bij het vermaarde dorp Beverwijk. Oud Adrichem was, door de invallen der kleine Friesen, tot den grond toe vernield, en op deszelfs puinhoopen is ‘t Nieuwe gesticht.

THEOFRIDUS, Abt van Epternach, die onder Keizer HENDRIK DEN IV, in de XI Eeuw, geleefd heeft, geeft ’er dit bericht van: Karel, Zoon van Pipijn, Groot-Hofmeester van Frankrijk, en Grootvader van Karel den Grooten, heeft, te Trier zijnde, den 22sten Maij, de geheele Hofstede Adrichem in Friesland, (Adrichium in Frisia) gelegen in de landstreek Kinhaim, boven de Rivier Velsen (super Fluvium Velsianam) daar de Zee aan de andere zijde vloeit, door een Koninglijk Testament, aan de Kerk van Utrecht gegeeven.

Zie HALMA, BRUGMAN, VAN DER HOUVE, JUNIUS, VAN LEEUWEN enz.

< >