ook Akkersdijk, of Vrouwenrecht genaamd, behoorende, ten aanzien van ‘t rechtsgebied, onder de hooge Heerlijkheid of Abtdij van Rhijnsberg. Ten Noorden paalt dit Dorp aan Vrijenban; ten Oosten aan Berkel en Rodenrijs; ten Zuiden aan Schieveen; en ten Westen aan de Ketel en Vrijenban. De naam van Ackersdijk heeft geene bekende afkomst; dan die van Vrouwenrecht leidt men af van den eigendom, dien de Abtdis van Rhijnsburg, als Kloostervoogdes, hier aan gehad heeft. Hierna zal het blijken, dat zij ook Vrouwen van Rhijnsburg genaamd worden.
De uitgestrektheid van dit Dorp, of gehugt, word bepaald op 377 morgen, en 89 roeden. Het heeft geen Kerk, en ‘t getal der huizen is niet boven veertien.
Nogthans hebben twee welgeboorene mannen van Ackersdijk zitting in den Vierschaar van Rhijnsburg; en in ‘t burgerlijke heeft het een Schout en Secretaris, zijnde de Heer Samuel Prijn Jz.
VAN DER HOUVE, bl. 110. HALMA, Staat der Nederlanden, VI. Deel. bl. 600.