1. Van pers.: doelloos heen en weer lopen, (rond)slenteren, (rond)zwieren; soms bep.: aan de zwier gaan.
Zij hield niet alleen aan met Laboulle, maar toog nu eens in gezelschap van een metser, vendelde met een voerman, of liep met vreemde werklieden, STREUVELS 1964, 294.
2. Van zaken: ordeloos verspreid liggen, rondslingeren; rondvliegen.
Tusschen Koksijde en Oostduinkerke is de achtergelaten buit ontzaglijk .. .
Stafkaarten vendelen bij de vleet in de duinen, FILLIAERT, Meidagen 139 (1941).