Peleton; vaak: groep achterblijvers, bep. in bergetappes; de trein aanvoeren e.d., aan de kop van het peleton rijden (vgl. fr. mener le train)
Na 12 van de 50 af te leggen kilometer liet hij zich op een ronde rijden, maar kort daarna pikte hij aan bij de volgende vertrekkende trein en in de tweede koershelft slaagde hij erin met de Rus Kamarov en de Pool Faltyn een ronde uit te lopen, Gazet v. Antw. 31/8/1977.
Sam.: treinboek, spoorboekje (Het nieuwe treinboek is pas verschenen, Keurig Ndl. 1973, 332);
- treingids, spoorboekje (Hoe moet men een treingids gebruiken? En hoe kan men vlug weten welke trein men moet nemen om ter bestemming te geraken? Vrouw en Wereld febr. 1975, p. 7);
- treinticket, treinkaartje (VAN AKEN 1965, 48. Volksmacht 21/4/1978);
- treinwachter, (trein)conducteur (De treinwachter (kwam) overal rondzeggen, dat de twee laatste wagens zouden worden afgehaakt en verbonden aan een trein voor Parijs, LIA TIMMERMANS 1962, 103.
Gisteravond op het reintje komt de treinwachter langs, dienstpet op het hoofd, kniptang in de hand. De kaartjes asjeblief! BOON 1977, 163).