Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

scheuvel

betekenis & definitie

Schurk, schelm, schooier; in toep. op vrouwen: lichtekooi enz.

Clara is volstrekt geen scheuvel als die van ’t Nieuw Fort! Ze is eerlijk, rechtschapen en gezond volkskind. Ik huw haar beslist eens dat er betere tijden komen! BRULEZ 1950, 132.

Hij verwenst het om hier alleen aanwezig te zijn als Knorre moet sterven. Hij vreest dat de scheuvel op dat uiterste ogenblik iets gruwelijks uithalen zal om zich te wreken, STREUVELS 1962, 175.

Dag en nacht in de weer en bezig om die bende scheuvels op te kweken en den bek vol te stoppen, STREUVELS 1964, 9.

< >