Scheuvel
m. (-s), (gew.) schaats; (zegsw.) op scheuvels zijn, in de war zijn, zich vergissen; — met iets op scheuvels zijn, er zeer mee ingenomen zijn; — hij gaat op scheuvels, waagt zich niet op één nacht ijs, gaat niet door dik en dun mee.
Van Dale Uitgevers (1950)
m. (-s), (gew.) schaats; (zegsw.) op scheuvels zijn, in de war zijn, zich vergissen; — met iets op scheuvels zijn, er zeer mee ingenomen zijn; — hij gaat op scheuvels, waagt zich niet op één nacht ijs, gaat niet door dik en dun mee.
Walter De Clerck (1981)
Schurk, schelm, schooier; in toep. op vrouwen: lichtekooi enz. Clara is volstrekt geen scheuvel als die van ’t Nieuw Fort! Ze is eerlijk, rechtschapen en gezond volkskind. Ik huw haar beslist eens dat er betere tijden komen! BRULEZ 1950, 132. Hij verwenst het om hier alleen aanwezig te zijn als Knorre moet sterven. Hij vreest dat de scheuvel...
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
J.H. van Dale (1898)
Scheuvel - m. (-s), (gew.) schaats; (fig.) hij gaat op scheuvels, waagt zich niet op één nacht ijs, gaat niet door dik en dun mee.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: