In staat om verder te leven, te bestaan, te groeien (bijv. van een bedrijf); levensvatbaar; soms bep.: rendabel. (Mog. een gall., naar fr. viable).
Een prenatale raadpleging is slechts leefbaar, wanneer komitees, dokters en verpleegsters samenwerken voor vernieuwing en verruiming van onderzoeken in een aangepast lokaal, Vrouw en Wereld okt. 1977, p. 10.
Opm.: In de standaardt. wel in de bet.: aantrekkelijk, geschikt om erin of ermee te leven.
Afl.: leefbaarheid, levensvatbaarheid (van een bedrijf) (Nu Nog 1977, 115).