Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

krawaat

betekenis & definitie

Deugniet; fopper, bedrieger; ook als scheldw.: boef, bandiet. (Zie ook C. en J.).

De „Kerk” heeft zonder al teveel tamtam enorm veel goeds gedaan voor dat soort buurten. En de beloning was dan nog, dat die „paap” door diezelfde krawaten geassimileerd werd met de verdrukker, DE RIDDER 1966, 27.

Ja, probeerde nu maar eens aan die krawaat, die blijkbaar praktisch zijn hele leven lang met boeven was omgegaan, duidelijk te maken om wat het ging, DE RIDDER 1966, 171.

< >