Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

hovenier

betekenis & definitie

Pers. die de tuin van een ander aanlegt en/of onderhoudt: tuinman; thans vaak: tuinarchitect;

- iem. die groenten en vruchten teelt: tuinder, groentekweker, fruitkweker;
- iem. die in een tuin werkt (als liefhebberij): tuinier; soms ook in toep. op een bloemist, m.n. als hij zelf bloemen enz. kweekt.

Ik dacht dat ik niemand nodig had, maar ik had een moeder met centen nodig, een bakker ..., een boer met aardappelen voor mijn friten en een hovenier met prei en selder voor mijn soep, WALSCHAP 1975, 69.

D.B. wilde in den beginne hovenier worden, Gazet v. Antw. 3/6/1977.

Opm.: In de standaardt. zo goed als volledig veroud. (freq. 0).

Afl./Sam.: hovenieren (Wdl.), tuinieren; - hoveniersgast, tuindersknecht, tuinmansknecht; hoveniersgereedschap, hoveniersgerief, tuingereedschap; hoveniershuis, tuinmanshuis, -woning; hovenierskunst (Wdl.), tuinierskunst, tuinarchitectuur, tuinbouwkunde.

< >