Vloeken; eig. godver(domme) zeggen.
Toen Houtekiet genoeg had van Poorts vertelsels, gotferde hij dat die kleudde of wat het ook was dood in zijn handen zou blijven, WALSCHAP 1963, 386.
Heel het café godverde en weende tegelijk. Maar het leven gaat verder in Mere, ook na de dramatische val van Lucien die nooit zo dicht bij de tourzege was als gisteren, Gentenaar 20/7/1977.