Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

godsklop

betekenis & definitie

Genadeslag; iem. de godsklop geven, ook fig. bij een discussie e.d.: iem. de grond in boren.

- Zie ook de dialectwdb., o.a. BO, L.-C. en S.

Heimelijk draagt Hutsebolle nog altijd den twijfel en de vrees: hoe hij zich verantwoorden zal, indien hij verdacht wordt Knorre vermoord te hebben, want dien mosselman met zijn ratel, heeft hij toch... wezenlijk den godsklop gegeven, STREUVELS 1962, 193.

De oude heer Jaeghers’ mond is zo opengevallen dat er bijna een van zijn schotels in kan.... Nu nog even de godsklop: ‘Mijnheer Jaeghers, waarom mag Lydia toch geen hondje hebben?’ Dat laatste schepje brengt hem evenwel weer bij, V. D. VELDE 1964, 68.

< >