Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

compagnie (companie)

betekenis & definitie

Gezelschap, groep (van vrienden, kennissen e.d.); in compagnie, met dezelfde compagnie uitgaan, in groeps(verband), met dezelfde groep; (vero.) dame de compagnie, gezelschapsdame; - in de verb. en compagnie, als versterkende toevoeging na een znw. of bnw., zoveel als: en wat met het genoemde samenhangt (naar analogie van X en Compagnie (of Cie, Co) als vero. aand. van een vennootschap): (het is daar) krot en compagnie, in toep. op iem. die in grote geldnood zit.

Hij zag hen niet alleen op een afstand. Hij sprak met hen; at in hun compagnie en wandelde met hen in de straten van Oud-Antwerpen, BONI 1948, 143.

Al dat gelul over professoren is pruts en companie. Gijzelf zijt het die uw geluk weggooit, BIJDEKERKE 1948, 86.

De strenge, onberispelijke huishoudster... werd vervangen door een bevallige doch totaal overtollige dame de compagnie, TEIRLINCK 1952, 1, 194.

< >