Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

boogscheut

betekenis & definitie

Kleine afstand, eig. afstand waarover een uit een boog geschoten pijl draagt; boogschot; vooral in de verb. op een boogscheut (van -).

Het eigenlijke woud begint een boogscheut verder, TEIRLINCK 1952, 1, 65.

Ze woont een boogscheut hier vandaan, Vrouw en Wereld juli/aug. 1976, p. 32.

Het hotel... dat op nauwelijks een boogschut van de Inno... ligt, Gentenaar 23/5/1977.

< >