Wat is de betekenis van boogscheut?

2025-07-17
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Boogscheut

v. (-en), zie -schot.

2025-07-17
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

boogscheut

kleine afstand. relatief kleine afstand; steenworp. Voorbeelden: De eerste keer zijn wij samen achteraf in de lift gestapt. En op straat is zij vlug weggelopen. Toch maar een boogscheut tot aan haar huis. Clem Schouwenaars, Liliane, of De spiegelingen van leugen en liefde, 1983 De ster heet Lalande 21185 en staat op amper 8,1...

2025-07-17
Kuifje in Vlaanderen

Michel Uyen

boogscheut

op een boogscheut van (steenworp)

2025-07-17
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

boogscheut

(de) kleine afstand, steenworp. Op de terugweg wil ik nog even aanwippen bij vrienden die in Geraardsbergen wonen, volgens de kaart een boogscheut hier vandaan. -DM, 05-08-2002.

2025-07-17
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

boogscheut

Kleine afstand, eig. afstand waarover een uit een boog geschoten pijl draagt; boogschot; vooral in de verb. op een boogscheut (van -). Het eigenlijke woud begint een boogscheut verder, TEIRLINCK 1952, 1, 65. Ze woont een boogscheut hier vandaan, Vrouw en Wereld juli/aug. 1976, p. 32. Het hotel... dat op nauwelijks een boogschut van...

2025-07-17
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

boogscheut

m. boogscheuten (boogschot; afstandsbepaling): het bos lag een boogscheut van het dorp.

2025-07-17
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

boogscheut

m. (-en) 1. Eig. boogschot. 2. Metn. afstand waarover een scheut uit een boog draagt: het is nog een ver.

2025-07-17
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

Wil je toegang tot alle 9 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-17
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)