Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

affrontelijk

betekenis & definitie

Beledigend, ook: beschamend, vernederend.

- Zie ook de dialectwdb., o.a. C., J. en TEIRLINCK.

Ze zei, dat ik toch wel verstaan kost dat ze (de portretten van onze koning) niet mochten blijven hangen swenst dat er Duitse officieren aan tafel zaten, en ’t een gezeid lijk ’t ander dat zou affrontelijk geweest zijn, CLAES 1960, 94.

Al de lameren van de straat kwamen daar (bij de pomp) bijeen, en het was nog affrontelijk daar met een emer te staan als er mensen van kennis voorbijkwamen, CLAES 1960, 58-59.

Het was voor die mensen zo puur wat affrontelijk een travóman in huis te hebben, de man van Liza die bij hen zijn brood niet kon verdienen, WALSCHAP 1976, 127.

< >