een werktuig waarmee men kan aanvatten, vasthouden, uittrekken en vaneenscheiden. De tang bestaat uit twee gedeelten, die als hefbomen ten opzichte van elkaar worden bewogen.
Men onderscheidt: de nijptang voor het uittrekken van spijkers en het in stukken verdelen van een draad; de platte tang, die vooral geschikt is om iets vast te houden; de buigtang om een draad of een stuk blik rond te buigen; de smidstang, die bijzonder lange hefbomen heeft en die voor het overbrengen en het vasthouden van gloeiend ijzer wordt gebruikt. Daarnaast bestaan er nog talrijke bijzondere vormen, zoals b.v. de waterpomptang, de verstelbare pijptang, enz.
