groeit wild in onze loofbossen, vaak nog in de diepste schaduw. Hij wordt echter ook om zijn altijd groene bladeren in tuinen, parken en kerkhoven aangeplant.
Zijn lange, dunne twijgen kruipen over de grond, vaak klimmen ze ook met behulp van hechtwortels tegen muren en bomen omhoog. Hij is echter geen parasiet. In de eerste jaren vormt de klimop de bekende 3-5 lobbige bladeren (jeugdvorm), en eerst later ontstaan aan recht omhooggroeiende bloemdragende takken eivormige bladeren.