1. noemt men het uitscheiden van stoffen in mens, dier en plant. Zij kunnen gasvormig, vloeibaar of vast zijn.
Wanneer de afgescheiden stoffen het lichaam verlaten, heten zij excreta, b.v. de urine van mens en dier. Blijven zij in het lichaam en verrichten zij daar bepaalde taken, dan heten ze secreta, b.v. het speeksel, dat door de speekselklieren wordt afgescheiden en terechtkomt in het spijsverteringskanaal. Klieren zonder afvoergang geven hun afscheidingsprodukten (increta) aan de bloedbaan af, b.v. insuline. Men spreekt dan van inwendige secretie. Bij de planten is de afscheiding niet zo belangrijk als bij dieren en mensen. Excreta zijn b.v. koolzuur, water, vluchtige oliën, nectar-, secreta, b.v. zetmeel, vetten en eiwitten, die als reservestoffen belangrijk zijn. 2. Afscheiding noemt men ook de scheiding van mengsels metalen waarvan de smeltpunten verschillende hoogten hebben. In de afscheidingsoven, waarvan de bogen een zwakke helling hebben, blijft het metaal met het hoogste smeltpunt bij verwarming zonder te smelten op de bodem liggen. Deze methode wordt vooral bij het smelten van tin toegepast.