z.n.m. - Iemand, wiens beroep het is, ter Zee te varen. Varensgast, varensgezel.
Een bevaren zeeman (die op zee goed t’huis is).Spreekwijze: Zeeman geen man, (klacht van een t’huis gebleven vrouw).
Een goed zeeman wordt ookwel eens nat, (een sober mensch drinkt ook weleens een glaasjen meer dan hem voegt).