Definities van Woordenboek voor praktische kennis in de Ensie D
- Daal
- Dading (rechten)
- Dagblindheid
- Dagbroer
- Dagelijksch bestuur
- Dagge
- Dagge (metselaar)
- Daghandel (beurs)
- Dagmaat (bouwkunde)
- Dagmaat (oppervlaktemaat)
- Dagorde
- Dagorder (leger)
- Dagvaarding (rechten)
- Dagwerk
- Dagzoom
- Dakruiter (bouwkunde)
- Dakstoel (bouwkunde)
- Dalgrond (landbouw)
- Dallesdekker
- Dam (bouwkunde)
- Damast
- Damhertenleer
- Damketting
- Dampdichtheid
- Dampigheid (paarden)
- Damplanken (waterbouwkunde)
- Dampspanning
- Damwand (waterbouwkunde)
- Dar (bijenteelt)
- Darg
- Darmsteenen
- Dauwelen
- Dauwpunt (natuurkunde)
- Dauwworm
- David (scheepvaart)
- Deel (landbouw)
- Deensche rijst (keuken)
- Degelpers
- Deimt (landbouw)
- Deining (zeevaart)
- Deinzen (zeilvaart)
- Deken (R.K. kerk)
- Deken (visscherij)
- Dekvrucht (landbouw)
- Delen (houthandel)
- Dempen (steenbakkerij)
- Den (binnenvaart)
- Denen
- Denneboom (scheepvaart)
- Dennenhout
- Dennenmoorder
- Dennenscheerder
- Dennenschot (boschbouw)
- Derde amandel (geneeskunde)
- Derdedaagsche koorts
- Derdehand (zeilen)
- Deurwaarder
- Deutel
- Deuvekater
- Deuvik (kuiperij)
- Diaken
- Dichte visch
- Diefje (metselaar)
- Diep (paarden)
- Dieven (tuinbouw)
- Dijkgraaf
- Dijkstoel
- Dikkop (landbouw)
- Dil (gereedschap)
- Dille
- Dilt (landbouw)
- Dirk (zeilvaart)
- Dissel (landbouw)
- Dissel (timmerman)
- Docht
- Dodaars
- Doedelzak
- Doelen
- Doffen (kleederdracht)
- Doft (roeien)
- Dogger (visscherij)
- Doggevaart
- Dok (bouwkunde)
- Dol
- Dol (bouwkunde)
- Dol (molenmaker)
- Dol (roeien)
- Dolboord (schipperij)
- Dolk (houthandel)
- Dolman (kleedingstuk)
- Dom
- Domeinen
- Domheer
- Domineesbroodje
- Domineestuk
- Dommekracht
- Domp
- Dompen
- Donderbeitels
- Donderpen (zeevaart)