(19e eeuw) (Zaanstreek, plat) aan het sterven zijn. Oorspr. gezegd van vis die uit het water is.
• Keeuwen. Sterven. Hij leit te - (Noord en Zuid. Jaargang 3. 1880. Lijst van Zaansche woorden)
• Meestal in de uitdr. te keeuwen leggen, liggen te.' sterven; van visch, die uit het water is. Overdr. ook van meuschen. || Hij leit te keeuwen. — Het woord schijnt elders niet in gebruik te zijn. Wel kent men bekeeuwen, bezwijmen, het benauwd ... (G.J. Boekenoogen: De Zaansche volkstaal. 1897)
• Een synonieme zegswijze is op het gijpen liggen, het 17de-eeuwsche op zijn geeuwen liggen, en in het Zaansch van visschen te keeuwen liggen (Bockenoogen, 410). De uitdrukking schijnt eerst in de 19de eeuw voor te komen. (F.A. Stoett: Nederlandse spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden. 4de druk. 1923-1925)