Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 11-09-2021

'm rijden

betekenis & definitie

(1918) (oorspr. sold.) nijdig worden. 'm rijden als de ziekte: zeer boos zijn.

• Soms heet het „op stang jagen" of „op stoom brengen"; een andermaal „den kachel bij iemand aanmaken" of hem „op de kast brengen". Als de bewuste persoon 'em dan „rijdt"; als hij ,,op den wagen" of „op den bok zit", is het doel bereikt. (Van onzen tijd jrg 18, 1917/1918, no 33)
• Hij reed 'em als 'n ouwe zeerover, maar ging toch, bleef zeker 'n half uur weg en kwam terug met de boodschap, dat monseigneur het erg druk had en helemaal geen heil zag in een onderhoud, omdat ik als ontwikkeld katholiek toch moest begrijpen, dat het geen resultaat kon hebben. (A. Roothaert: Doctor Vlimmen. 1937. 3de druk)
• (Drs. H. Mandos & M. Mandos-Van de Pol: De Brabantse spreekwoorden. 6e druk. 2003)
• Hij reej 'm ès de ziekte. Hij reed hem als de ziekte. Hij had er vreselijk de pest over in. (Cor & Jos Swanenberg: Bij wijze van spreuken. Brabantse spreuken vergaard en verklaard. 2008)
• 'm Rééje. Hem rijden. Boos zijn op of over iets. Hij hi ontslag gekreejge èn nou rééjt ie 'm toch! Bij Koenen Endepols vonden we 'hem rijden, bang zijn, hem knijpen'. Die betekenis heeft het niet in ons dialect. (Cor & Jos Swanenberg: Bij wijze van spreuken. Brabantse spreuken vergaard en verklaard. 2008)