Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 15-01-2024

de Franse stand hebben

betekenis & definitie

(1898) (ook: op zijn Frans gaan) (vnl. van dieren, bijv. paarden, honden) bij het lopen de voeten naar buiten draaien. De uitdrukking is vooral populair in Drenthe.

• Het tegenovergestelde gebrek, waarbij meer de Fransche stand ontstaat, gaat eveneens van de plaatsing van het bovenbeen uit; hierbij is de elleboog te dicht aan den borstwand gedrukt; men krijgt bij het beschouwen van zulke dieren den indruk, alsof de romp te zwaar zijnde voor de zwakke magere spieren, het dier zich aan de vermoeiing der schouderspieren tracht te onttrekken, door de ellebogen tegen de ribben te plaatsen en daar eenigszins den romp op te laten rusten. (Derk Schurink: Runderkennis. 1904)
• de Fransche stand (bij paarden), als bij smalborstige paarden de beenen naar onder wijd uit elkander staan en de hoeven naar buiten gesteld zijn. (Van Dale's groot woordenboek der Nederlandsche taal. 1914)
• Wanneer bij dezen nog jongen hond het lichaam gevulder wordt, de borst dieper en als gevolg daarvan de Fransche stand, welken hij nu opvallend demonstreerde, verdwijnt, zal hij nog wel van zich doen spreken… (De Nederlandsche jager, 23/10/1915)
• Ook aan de achterbeenen komt de Fransche stand dikwijls voor, en heeft hij een binnenwaarts opbeuren der hoeven of scheppen ten gevolge, met kans op strijken. Wat verder over Franschen stand aan de voorbeenen gezegd is, geldt ook voor denzelfden stand aan de achterbeenen. (H.M. Kroon: De standen van het paard: 25 wandplaten in lichtdruk, naar fotografische opnamen. 1918)
• De opgezette romp wordt door dun gespierde beenen gedragen. De een was beter dan de ander, maar de doorgezakte rug, de dito poken, het sabelbeen, de Fransche stand der voorvoeten, de tot op het leven afgesleten teenen, de tussehen-teenontstekingen, de doorgezakte zolen, ze waren! regel. (De avondpost, 23/08/1928)
• Bij de hengstenkeuring in Aurich hebben wij daar ook op gewezen, men geeft oa. daarop veel te veel toe. Nu zegt men wel eens, dat een toontredende stand niet zoo erg is en dat een Fransche stand onvergeeflijk is, maar men houde ons ten goede, dat noch de toontredende, noch de Fransche stand goed is. En in Aurich treft men vrijwel als regel de toontredende stand aan, een enkele merrie heeft afwijking in de kogels en men kan dat alles wel niet erg vinden en beter vinden dan de Fransche stand, maar een fout is en blijft het. (Nieuwsblad van het Noorden, 31/03/1938)
• Ik herinner mij zijn paard nog: een zwarte merrie, eenigszins lijdend aan de Fransche stand, - wat men bij de mensch x-beenen zou noemen. (Simon Vestdijk: De vuuraanbidders. 1947)
• (Nicoline van der Sijs: Daar is geen woord Frans bij. Het beeld van vreemde talen in Nederlandse uitdrukkingen. 2023)