Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 18-03-2023

daar is wind in de moezel

betekenis & definitie

(18e eeuw, vero.) (sch.) gezegd van een opschepper.

• Daar is wind in de moezel. Dat zegt men van ymand, die veel winderigen klap uitgeeft. De gelykenis is genomen van een opgeblazen pypzak, of zakpyp, die geluid geeft. Dus zegt men ook: Daar is wind; 't Is een windbreker; een windbuil; een broek vol wind. (Carolus Tuinman: De oorsprong en uitleg van dagelyks gebruikte Nederduitsche spreekwoorden, opgeheldert tot grondig verstand der vaderlandsche moedertaal. Deel I. 1726)
• Daar is wind in de Moezel. De kapitale letter waarmede het woord moezel in de opgave, begint, zou aan de rivier de Moezel doen denken, maar het moet moezel, een zakpijp, of doedelzak zijn, en dan is, met zinspeling op het geluid, dat zij opgeblazen zijnde geven, het spreekwoord op iemand, die winderig voortklapt of babbelt, toepasselijk. (J.P. Sprenger van Eijk: Handleiding tot de kennis van onze vaderlandsche spreekwoorden en spreekwoordelijke zegswijzen, bijzonder van De Scheepvaart en het Scheepsleven ontleend. 1835)
• Daar is wind in de moezel. [Dat wil zeggen: er is veel ijdele praat in den man, men kan er weinig staat op maken, 't is niet dan wind. Moezel is zakpijp. Het spreekwoord wordt vooral op vleijers toegepast.] (P.J. Harrebomée: Spreekwoordenboek der Nederlandsche taal. 1858-1862)