Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 19-09-2023

belijder van het Mozaïsche geloof

betekenis & definitie

(19e eeuw) (sch.) duitendief; woekeraar; materialist.

• Van heeler harte zegt derhalve Recensent, die een Christen, en tevens Lid is der Maatschappij: Tot Nut van 't Algemeen, het den Schrijver, bl. 27, na: ‘De Maatschappij Tot Nut van 't Algemeen staat dáár als een sprekend toonbeeld onzer wenschen en bedoelingen. Leert en bevordert zij volksbeschaving in den geest van het Christelijk geloof, de nieuwe Vereeniging, onder den naam van Tot Nut der Israëliten, zal volksbeschaving, naar het Mozaïsche geloof, leeren en bevorderen.’ (Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1839)
• Mozaïsche geloof (Hij is van 't -, hij is een belijder van den Mozaïschen godsdienst. Maar ook in den volksmond, met terugslag op moos (z.a.), hij is een duitendief. (Taco H. de Beer en E. Laurillard: Woordenschat, verklaring van woorden en uitdrukkingen. 1899)
• In Duitsland aangekomen, voelde de democratische Zionist zich na zeer korte tijd deerlijk geërgerd door de Duitse 'assimilatorische' Joden, de 'Duitsers van het Mozaïsche geloof'; bij die op en top verduitste Joden vond hij geen enkel godsdienstig element, wel echter een gevoel van minderwaardigheid, dat hen onophoudelijk preste zichzelf te verloochenen en zich over hun erfdeel te schamen. (Streven. Jaargang 3. 1949-1950)
• Het zou kunnen verhinderen dat de potentiële koper (stel het geval dat hij het mozaïsche geloof aanhangt) de beeldengroep in z'n tuin had willen plaatsen en om deze reden van de koop afziet!’ (Bzzlletin. Jaargang 15-16. 1986)