Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 07-04-2024

achter de haag lopen

betekenis & definitie

(19e eeuw) (Vlaanderen, schol.) spijbelen.

• Achter hage loopen (blijven, hangen, zitten), hage planten; haagje schuilen; haag stooten: heimelijk de school verlaten. (Noord en Zuid. Jaargang 21. 1898)
• (Jozef Cornelissen & Jan Baptist Vervliet: Idioticon van het Antwerpsch dialect. 1900)
• Zoo vinden we o.m. het anders zeer typische 'brossen' -een vervlaamsching van 'brosser'- dat heel schilderachtig 't verzuimen van de lessen weergeeft, als een uitmuntend equivalent van het op de mindere scholen toegepaste 'achter d'haag loopen'. (Ons Leven, 23/06/1914)
• (Walter de Clerck: Nijhoffs Zuidnederlands Woordenboek. 1981)