Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 29-06-2022

aan het elastiek hangen

betekenis & definitie

1) (1990) (wielr.) het tempo van de kopgroep* niet meer of maar net kunnen volgen; op lichte achterstand fietsen. Uitroep van voormalig renner en verslaggever van wielerwedstrijden, Maarten Ducrot : "En Boogerd hangt weer aan het elastiek." Syn.: aan de rekker* hangen.

• Merckx vindt dat LeMond ernstig verzaakt heeft door de klassiekers over te slaan en in de Trump-tour en de Ronde van Italië voortdurend ver aan het elastiek te rijden. (Mart Smeets: Rugnummers en ingevette benen. 1990)
• Doordat het peloton zo kachelde, reden velen met het hol open en kwam er van een spervuur aan demarrages weinig terecht. En van beschermde vluchten al helemaal niet. Velen probeerden het, maar door het gejaag van de Mercatones - die Il Magnifico in een zetel naar de meet wensten te brengen - bleven zij aan het elastiek hangen. De Fransman Thierry Marie koos een aantal keren voor de dood of de gladiolen, maar zijn ontsnappingen waren doorgaans getelefoneerd. Derhalve won Mooie Mario twee massaspurts met twee vingers in de neus. (Algemeen Dagblad, 24/07/1995)
• In de tweede omloop wees overigens weinig er op dat trio Berkepas op de formatie wedstrijd zou zegevieren. Het partuur Johannes Dijkstra hing
weliswaar steeds een beetje ’aan het elastiek’ om een wielerterm te
gebruiken maar kwam toch nog langszij. (Leeuwarder Courant, 10/08/1998)
• Op de Aubisque bleven nog minder mensen over en op een paar kilometer van de top zat ook Janssen aan het elastiek. (Raymond Kerckhoffs & Robert Janssens: Triomf en tragiek op de Tourcols. 2003)
• In de Pyreneeen, waar de klimgeiten de dans leiden (het tempo aangeven), hoopt hij nog te kunnen meeharken in een bus, een grupetto: een groep coureurs zonder klimtalent die, een chauffeur als Servais Knaven voorop, met vereende krachten opwaarts ploeteren. Maar hij ziet zich daar bij voorbaat al harmonica spelen en aan het elastiek hangen: lossen, weer bij de bus aansluiten en opnieuw lossen. (Trouw, 17/07/2003)
• Soler, die fietst nu alsof-ie zijn meeste kruit verschoten heeft, hij lijkt helemaal uitgepierd, het is meer harken dan fietsen wat-ie doet, hij hangt alleen nog een beetje aan het elastiek… (René Appel: Taalstukken. 2021)

2) (2012) (euf.) bijna aan het eind zijn; de dood tegemoet gaan.

• Marcel denkt aan zijn vader Gustaaf, een van de grootste fans van de club. In elk geval een van de meest trouwe. Ook hij hangt aan het elastiek. Hij gaat sterven, de artsen geven hem nog enkele weken. (A.H.J. Dautzenberg: Extra tijd. 2012)