Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 20-01-2022

aan de kruik zijn

betekenis & definitie

(1966) (inf.) veel drinken.

• Ik zal maar beginnen, al weet ik wel zeker, dat het weer één en hetzelfde lied gaat worden. Veel redenen, om de aanwijzingen voor het orkest te wijzigen, zie ik niet, en daarom zal ik ze maar zo laten als ze zijn. Opnieuw dus: Uit de diepten. En, alweer: nadat hij een zeer groot aantal dagen onafgebroken aan de kruik was geweest, nog steeds echter zonder dat je veel bizonders aan hem kon zien. (Tirade. Jaargang 10. 1966)
• (Paul van Riel: Kroegwoordenschat. 1998)
• (M.A. van den Broek: Alcoholisch Spreekwoordenboek. 2000)
• kruik (aan de kruik zijn) – dit woord komt ook voor in de samenstelling jeneverkruik (‘dronkenlap’) die ook met alcohol te maken heeft, (Jana Kijonková: Taboewoorden en diftongering in het Nederlands. Taboo Words and Diphthongs in Dutch. 2010)