Gezer (hebr. gezer: afgebakende ruimte), oude stad in Kanaan, die de karavaanweg van Egypte naar het noorden beheerste, veroverd of versterkt door Thutmosis III, maar in de tijd van de Amarnabrieven en de 13e eeuw weer onafhankelijk.
De koning van Gezer werd volgens Joz 10,33; 12,12 door de Israëlieten verslagen, maar de stad, die bij Efraïm gerekend werd (16,3; 1Kr7,28) en als priesterstad werd beschouwd (Joz 21,21; 1Kr6,52) is nooit door de Israëlieten veroverd (Joz 16,10; Ri 1,29) en kwam eerst in hun macht, toen de egyptische farao haar als bruidsgeschenk aan zijn dochter, de aanstaande vrouw van Salomo meegaf (zie Egypte); Salomo versterkte daarop de stad (1Kg 9,15-17). Na het schisma behoorde Gezer tot het noordrijk (Joz 16,3; lKr 7, 28), totdat het in 734 met de overige Sefela bij Assyrië ingelijfd werd (afb. van het beleg van G. door Tiglatpileser III in ANEP nr. 369). Om haar strategische positie werd er in de oorlogen tussen de makkabeeën en de Syriërs fel om G. gevochten. Bacchides versterkte G. (1M 9,52), maar het werd veroverd door Simon (13,43 - lees Gezer i.p.v. Gaza -; 14,7.34; 15,28.35). Johannes Hyrcanus resideerde er (13,53; 16,1). Ch. Clermont-Ganneau ontdekte de oude stad in teil gezer. Opgravingen, tussen 1902 en 1905 en 1907 en 1909 in opdracht van de Palestine Exploration Fund door R. A. St. Macalister ondernomen, brachten als voornaamste vondsten aan het licht: een kanaänitische cultusplaats, de koninklijke necropool, een watertunnel, de z.g. boerenkalender van Gezer en kleitabletten met spijkerschrift (contracten), een ostracon met proto-alfabetisch schrift (gevonden in 1929). Het z.g. makkabeeënkasteel bleek later (Y. Yadin, Lit.) een salomonisch poortgebouw te zijn. De opgravingen werden in 1934 voortgezet door A. Rowe, die een aantal grotten ontdekte, een aanvulling op de reeds door Macalister gevonden troglodietenwoningen.
Lit. BRL 180-182. Abel 2, 332v. R. A. Macalister, The Excavation of Gezer 1902-1905 and 1907-1909 (London 1912). A. Rowe (PEFQS 67, 1935, 19-33). Y. Yadin, Solomon’s City Hall at Gaza (IEJ 8, 1958, 80-86). G. F. Wright, A Solomonic City Gate at Gezer (BA 21, 1958, 103v). W. G. Dever, Excavations at Gezer (BA 30, 1967, 47-62; vgl. RB 75, 1968, 381-388). [v. d. Bom]