Woordenboek der oudheid

Prof. dr. J. Nuchelmans - Dr. J.H. Brouwers (1976)

Gepubliceerd op 21-02-2025

GENS

betekenis & definitie

Gens heette een groep romeinse families die dezelfde naam droegen (nomen gentile) en teruggingen op eenzelfde stamvader.

Aanvankelijk waren slechts de patriciërs in gentes verdeeld. De gentiles moesten zuiver van bloed, persoonlijk vrij en van vrijgeboren ouders zijn en mochten geen onterende straf hebben opgelopen. Naast de gewone leden stonden vrijgelatenen en → clientes, die minder rechten hadden.Over het algemeen zoekt men het ontstaan van de gens in een gemeenschappelijke afstamming en oorspronkelijke verwantschap. Anderen laten haar ontstaan bij de stichting van de staat; vooral historici wijzen erop dat de snelle economische vooruitgang in een overwegend agrarische staat een scherp onderscheid schiep tussen lagere en hogere klassen en bij deze laatste leidde tot een strakke familieorganisatie.

De gens was verdeeld in familiae. Bij de politieke gelijkstelling van patriciërs en plebejers (367 vC) waren de rijkste plebejische families reeds georganiseerd als de patricische gentes, waarin sommige van hen wel werden opgenomen. Dit zou het bestaan van patricische en plebejische families binnen eenzelfde gens het best verklaren (bv. in de gens Comelia, Iulia, Claudia/Clodia) alsook het verschil tussen gentes maiores (oudere geslachten) en minores (’door Tarquinius Priscus’ tot het patriciaat verheven plebejische families).

Haar grootste politieke betekenis had de gens in de prehistorie. In historische tijd had zij geen specifiek openbare of politieke taak meer, maar had zij een meer particulier karakter, zoals de expeditie van de Fabii tegen Veii aantoont (477 vC). Toch was haar invloed nog groot. Volgens de Fasti leverden de Fabii zeven jaar lang (485-479) telkens een van de consuls. De gentiele band was vaak sterker dan die van de gemeente, die op legitieme wijze dikwijls rekening daarmee hield. De meeste oude tribus waren bovendien naar gentes genoemd.

Naderhand echter zagen de gentes vooral toe op culten en ceremoniën, en speelden zij een rol op het gebied van familie- en erfrecht. Hun vergaderingen konden echter geen besluiten nemen die bindend waren voor de gehele gemeenschap. Desondanks leverden zij hun bijdrage tot de ontwikkeling van recht en religie, ook nadat de Lex Canuleia (444 vC) het huwelijksverbod tussen beide standen had opgeheven. Uit het feit dat bij afwezigheid van een testament en directe verwanten de gentiles de gehele nalatenschap erfden, maakt men op dat grondbezit oorspronkelijk meer op het beginsel van familiebezit dan op individuele eigendom was gebaseerd. De vergaderingen van de gens handelden over kwesties van testament en legaat, emancipatie, adoptie en adrogatio, voogdij en curatele. Aan de gentiele eredienst werd deelgenomen door clientes en slaven, die vaak in de familiegraven van hun meesters werden bijgezet. Door sacra gentilicia werden de beschermgoden van de gens geëerd, die soms door de gehele samenleving werden overgenomen. Zo werd Apollo, de god van de gens Iulia, de meest vereerde god van het keizerlijke Rome.

Steeds meer overvleugelde de betekenis van de gemeente die van de gens, die in de keizertijd geheel verloren ging.

Lit. Kübler (PRE 7, 1176-1198). - E. de Ruggiero, La gens in Roma avanti la formazione del commune (Napoli 1872). Th. Mommsen, Römisches Staatsrecht 3, 1 (Lelpzig 1887) 9-53. G. W. Botsford, Some Problems Connected with the Roman Gens (Political Science Quarterly 22, 1907, 663-692). [A. J. Janssen]

< >