Benjamin (hebreeuws binjamin: de man aan de rechter, d.i. aan de zuidelijke kant), naam van de jongste zoon van Jakob en van één van de 12 stammen van Israël.
De naam komt ook voor in de Mariteksten uit de 18e en 19e eeuw als Banu-jamina met als tegenhanger Banu-sima’al, aanduiding van een stam, die in het noorden woont. Behalve de overeenkomst in naam is er geen verband tussen de Benjaminieten aan de middenloop van de Eufraat en de stam Benjamin in Palestina. Benjamin, de zoon van Jakob en Rachel - die bij zijn geboorte stierf (Gn 35,16-18) wordt beschreven als de stamvader van ’de kleinste onder de stammen van Israël’ (ISm 9,21). De geschiedenis van deze stam is onlosmakelijk verbonden met die van geheel Israël.In de periode van de intocht onder Jozua drong Benjamin samen met Efraïm binnen in het gebied ten westen van de Jordaan en vestigde zich tussen Jeruzalem en Sichern. De grenzen worden beschreven in Joz 18, 11-20. Tijdens de consolidatie der posities sloot Benjamin zich aan bij Efraïm en werd daarvan afhankelijk (Ri 5,14) totdat Saul, die uit Benjamin afkomstig was (1Sm 9,1) de stam weer tot aanzien bracht. De heerschappij van David werd door Benjamin slechts aarzelend aanvaard, later zelfs verworpen, getuige de deelneming aan een opstand onder de leiding van Seba (2Sm
20,1-22). Onder Salomo werd Benjamin een afzonderlijk district en na de splitsing van het rijk koos het voor Rehabeam (1Kg 12,21). Daarna was Benjamin een gebied tussen het noordelijke en het zuidelijke rijk, waarbij de grens telkens verschoof als gevolg van wisselende machtsverhoudingen.
De profeet Jeremia, afkomstig uit Anatoth in Benjamin, kon gedurende de regering van Zedekia zijn vaderstad zonder moeilijkheden bezoeken (Jr 37,12), wat wijst op een zekere onafhankelijkheid van de baby Ionische bezetting. Mispa, de zetel van Gedalja, stadhouder over Juda na de val van Jeruzalem in 587 was in Benjamin gelegen. Deze gegevens wijzen op de belangrijke rol, die de stam bleef spelen en zijn een verklaring van de trots waarmee Paulus verklaart uit Benjamin afkomstig te zijn (Rom 11,1; Phil 3,5).
Lit. Abel 2, 53-56. Simons blz. 550. M. Astour, Benê-Jamina et Jéricho (Semitica 9, 1959, 5-20). J. A. Soggin, Die Geburt Benjamins (VT 11, 1961, 432-440). K. D. Schunck, Bemerkungen zur Ortsliste von Benjamin (ZDPV 78, 1962, 143-158). Id., Benjamin. Untersuchungen zur Entstehung und Geschichte eines israelitischen Stammes (BZAW 86, Berlin 1963). [Beek]