Naam van een oude en beroemde romeinse patricische gens, die haar oorsprong terugvoerde op Mamercus, die een zoon van Pythagoras zou zijn geweest, op Aemilia, een dochter van Aeneas, of op Aemylus, een zoon van Ascanius.
Tot de gens Aemilia, die talrijke vooraanstaande Romeinen heeft voortgebracht, behoorden de families der Mamerci en Mamercini, Papi, Barbulae, Paulli, Regilli, Lepidi en Scauri. De belangrijkste van deze families zijn reeds in de 1e eeuw nC uitgestorven. Niet tot de oude patricische gens behoorden keizer Aemilius Aemilianus, de grammaticus Aemilius Asper, de dichter Aemilius Macer en de jurist Aemilius Papinianus. De bekendste vertegenwoordigers der gens zijn (voor de Lepidi zie s.v. Lepidus):1. Marcus Aemilius Paullus begaf zich tijdens de eerste punische oorlog in 255 vC als consul naar Afrika om het leger van Regulus te redden, versloeg de carthaagse vloot, leed op de terugweg schipbreuk bij Camarina en hield in 254 een triomftocht.
2. Lucius Aemilius Paullus, zoon van (1), bracht in 219 als consul in de tweede illyrische oorlog Demetrius van Pharus een beslissende nederlaag toe. Ten tweeden male consul in 216 sneuvelde hij in de slag bij Cannae, die zijn plebejische collega Gaius Terentius Varro tegen het advies van A. doorgedreven had. Zijn dochter Aemilia Tertia was gehuwd met Scipio Africanus maior.
Lit. Polybius 3, 16-19 en 106-117. Livius 22, 35-50.
3. Lucius Aemilius Paullus (Macedonicus), ca. 228-160 vC, zoon van (2), was quaestor in 195, curulisch aediel in 193. In 191 (praetor), 190 en 189 voerde hij het commando in Hispania ulterior, waar hij een nederlaag leed, maar later ook de Lusitaniërs onderwierp. In 182 bekleedde Aemilius het consulaat, het jaar daarop onderwierp hij de ligurische stam der Ingauni. De volgende jaren leefde hij rustig te Rome en wijdde zich hoofdzakelijk aan zijn gezin, totdat hij in 171 werd belast met een onderzoek naar afpersingspraktijken in Spanje. Wederom tot consul gekozen in 168, bracht Aemilius de derde macedonische oorlog (172-168) tot een goed einde door op 22 juni van dat jaar koning Perseus bij Pydna te verslaan: de macedonische phalanx moest onderdoen voor de beweeglijker opstelling der Romeinen. In 167 bleef hij als proconsul op de Balkan, en hield een strafgericht tegen zeventig steden van Epirus, die aan Perseus’ zijde hadden gestreden. De krijgsbuit was zo rijk, dat de romeinse burgers meer dan een eeuw (tot 43 vC) geen directe belastingen meer hoefden te betalen; talloze kunstschatten werden naar Rome gevoerd en daar in tempels en openbare gebouwen opgesteld; zelf behield Aemilius van de buit alleen Perseus’ bibliotheek. De triomftocht (november 167), waarin Perseus en zijn kinderen als gevangenen voor de zegewagen liepen, duurde drie dagen en was de prachtigste die Rome ooit had aanschouwd. In 164 was Aemilius censor, het ambt van augur bekleedde hij van 192 tot aan zijn dood, die hem verloste uit een langdurig ernstig lijden. Met Aemilius stierf de linie der Aemilii Paulli uit. Bij de plechtige begrafenis lieten zijn, door adoptie in andere families overgegane, zonen Q. Fabius Maximus en P. Cornelius Scipio (Africanus minor) de Hecyra en de Adelphoe van Terentius opvoeren. Beide genoemde zonen en twee dochters waren Aemilius geschonken door zijn eerste echtgenote Papiria. Aemilius’ tweede vrouw, wier naam niet bekend is, schonk hem twee zonen, die op jeugdige leeftijd (12 en 14 jaar) vlak voor en vlak na de triomftocht van 167 overleden, en een dochter. Aemilius was een groot veldheer, een edelman van oudromeinse zeden, doch tevens een oprecht bewonderaar van de griekse cultuur; in de overgang naar een nieuwe era verenigde hij verleden en toekomst in zich. Grote bekendheid genoot in de Oudheid de bewogen redevoering die de verheerlijkte en tevens zo zwaar getroffen held kort na zijn triomftocht over zijn krijgsdaden hield (Livius 45, 41).
Lit. Polybius, boeken 29-32 passim. Livius, boeken 40-45 passim. Plutarchus, Leven van Aemilius Pauiius. Hierop is een uitvoerige historische commentaar geschreven door Chr. Liedmeier, Plutarchus’ biographie van Aemilius Paullus (Nijmegen 1935).
4. Marcus Aemilius Scaurus, 163/162-ca. 88 vC, overwon in 115 als consul de Liguriërs. In 112 nam hij als lid van een senaatscommissie, in 111 als legaat van de consul Lucius Calpurnius Bestia deel aan de oorlog tegen Jugurtha, liet zich door deze omkopen en wist zich op handige wijze aan een bestraffing te onttrekken. Als censor (109) liet hij de → via Aurelia met de → via Aemilia Scaura verlengen tot Genua en herstelde de → pons Mulvius. Aemilius was een zelfbewust, sluw en invloedrijk optimaat, lange tijd → princeps senatus en een eminent redenaar. Hij schreef mémoires De vita sua in drie boeken, waaruit latere geschiedschrijvers en geleerden hebben geput. Zijn echtgenote was Caecilia Metella, die na Aemilius’ dood met Sulla huwde.
Lit. Sallustius, Bellum Iugurthinum, 15-16; 25-32. Cicero, Brutus 110-116. - GRL 14 (München 1927) 205v.
5. Marcus Aemilius Scaurus, zoon van (4), quaestor in 66 vC, trad van 65 tot 61 als proquaestor van Syrië met succes op tegen koning Aretas van Nabataea. Nadat hij in 58 curulisch aediel en in 56 praetor was geweest, werd hij in 54 wegens afpersing aangeklaagd, door Cicero verdedigd en vrijgesproken; in 52 werd hij evenwel wegens ambitus veroordeeld en verbannen. Vanaf 60 was Aemilius pontifex. Hij bewoonde een huis op de Palatijn en was gehuwd met Tertia Mucia, de dochter van de bekende pontifex maximus Quintus Mucius Scaevola en de derde vrouw van Pompeius Magnus.
6. Aemilia, dochter van (4), was eerst gehuwd met Manius → Acilius Glabrio (5), vervolgens huwde ze met Pompeius Magnus, maar stierf spoedig daarna.
7. Mamercus Aemilius Scaurus, consul suffectus in 21 nC,
onderscheidde zich als redenaar en advocaat. Reeds bij de ambtsaanvaarding van keizer Tiberius beledigde hij deze. In 32 werd hij aangeklaagd wegens majesteitsschennis, in 34 wegens echtbreuk, maar Aemilius onttrok zich door zelfmoord aan een veroordeling. Hij was de laatste mannelijke telg van de familie der Aemilii Scauri. [Nuchelmans]