Woordenboek der oudheid

Prof. dr. J. Nuchelmans - Dr. J.H. Brouwers (1976)

Gepubliceerd op 21-02-2025

GAIUS

betekenis & definitie

Een van de meest gebruikte romeinse voornamen, in latijnse teksten afgekort tot C.

Onder deze naam staan bekend de derde romeinse keizer (zie Caligula), een jurist (1), een wijsgeer (2), een bisschop van Rome (3) en een presbyter te Rome (4). In het NT naam van vier christenen: Hand 19,29; Hand 20,4; ICor 1,14; 3Jo 2-8.1. Gaius, een van de beroemdste romeinse juristen. Van zijn leven is weinig meer bekend dan dat hij tussen ca. 140 en ca. 180 nC, vermoedelijk in Rome, werkzaam was als docent en auteur; dat hij door zijn tijdgenoten en de juristen van de 3e eeuw niet genoemd of geciteerd wordt, kan erop wijzen dat hij bij hen weinig aanzien genoot. Voor de romeinse juristen van de 5e en 6e eeuw nC gold hij evenwel als een autoriteit van de eerste rang. Vooral keizer Justinianus schijnt Gaius hoog gewaardeerd te hebben; hij noemt hem herhaaldelijk Gaius noster en op last van de keizer diende Gaius’ hoofdwerk, de Institutiones, als grondslag voor de afdeling Institutiones van het → Corpus Iuris Civilis.

Het enige bewaard gebleven geschrift van Gaius, tevens het enige dat uit de klassieke periode van het romeinse recht tot ons gekomen is, zijn de Institutionum Commentarii IV, een beknopte inleiding tot het recht voor beginnelingen. Het eerste boek bevat het personenrecht, het tweede en derde het zakenrecht, het vierde het procesrecht. De bijna volledige tekst werd in 1816 door B. Niebuhr ontdekt in een palimpsest uit de 5e eeuw in de Kapittelbibliotheek van Verona; voordien waren slechts citaten bekend uit de Digesta en een epitome in een aanhangsel van de Lex Romana Visigothorum (506); in 1898 ontdekte Chatelain te Autun in een codex uit de 5e eeuw een parafrase, in 1927 en 1933 kwamen papyrus-fragmenten aan het licht.

De invloed van Gaius’ leerboek kan moeilijk overschat worden: het was in het hele laat-romeinse rijk in gebruik, beïnvloedde, zoals gezegd, diepgaand het rechtssysteem van het Corpus Iuris, en hierdoor het gehele westeuropese juridische denken. Zijn betekenis is vooral hierin gelegen dat het de casuïstische beschouwingswijze vervangt door een gesloten systeem van juridische grondbegrippen.

Slechts fragmenten, vooral in de Digesta, bezitten we van de overige werken van Gaius; hiertoe behoorden o.a. commentaren op de Wet der Twaalf Tafelen, op een edictum provinciale, op het recht der → fideicommissa, op dat der → manumissiones en op het verbintenissenrecht.

Lit. Beste moderne uitgaven: F. Kniep, Gaii Institutionum Commentarii (Jena 1911-1917). P. Krüger/W. Studemund, Gaii Institutionum Commentarii quattuor (Collectio librorum iuris anteiustiniani 17, Berlin 1923). E. Seckel/B. Kiibler, Gaii Institutionum Commentariis (Leipzig 1939). M. David/

H. Nelson, Gaii Institutionum Commentarii IV, mit philologischem Kommentar (Leiden 1954w; drie afleveringen verschenen). - Met engelse vertaling en commentaar: F. de Zulueta, The Institutes of Gaius 1-2 (Oxford 1946-1953). Met franse vertaling: J. Reinach, G., Institutes (Paris 1950). Met nederlandse vertaling: A. Oltmans, De Instituten van Gaius (Haarlem 1958, 21964). Duitse vertaling: J. Lammeyer, Gaius, Institutionen! (Paderborn 1929). - B. Kübler (PRE 7, 489508). - F. Kniep, Der Rechtsgelehrte G. und die Ediktskommentare (Jena 1910). A. Honoré, G. A Biography (Oxford 1962).
2. Gaius, platoons wijsgeer uit de 2e eeuw nC, leermeester van → Albinus, die zijn - verloren gegaan werk 'Υποτυπωσεις των Πλατωνικων δογυατων (Schets van de leerstellingen van Plato) uitgaf. Volgens → Proclus legde Gaius met Albinus de grondslagen voor een methodische Plato-interpretatie. Wat in de geschriften van Albinus en in → Apuleius’ werken over Plato tot de specifieke opvattingen van Gaius gerekend moet worden, valt moeilijk meer uit te maken.

Lit. K. Praechter (PRE, Suppl. 3, 1918, 535-537). - ld., Zum Platoniker G. (Hermes 51, 1916, 510-529). [Nuchelmans]

3. Gaius, bisschop van Rome (ca. 282-295) was volgens het Liber Pontificalis uit Dalmatië afkomstig. Hij is bijgezet in een kamer van de Callixtuscatacombe, waar zijn grafschrift teruggevonden is.
4. Gaius, presbyter te Rome (begin 3e eeuw), bestreed onder Zephyrinus, bisschop van Rome, de montanisten. Van zijn Dialoog zijn slechts enkele fragmenten bewaard gebleven. Hij spreekt hier o.a. over de tropaea van de apostelleiders in Rome, veroordeelt het chiliasme en schrijft Openb en Jo aan Cerinthus toe (Eusebius, Historia ecclesiastica 2, 25,6v; 3, 28,1v; 3, 31,4; 6, 20,3).

Lit. Bardenhewer l,432v; 2, 569v. Quasten 2, 195. - Th. Klauser, Die römische Petrustradition (Köln-Opladen 1956) 17-21. E. Kirschbaum, Die Gräber der Apostelfürsten2 (Freiburg 1959) 59-78. A. von Gerkan (JbAC 1, Münster 1958, 79-83). [Bartelink]

< >