(Henricus Petrus Johannes) Nederlands schilder uit de impressionnistische groep van Breitner (’s-Gravenhage 16 Mei 1862 ii Dec. 1931), was (de enige) leerling van Jacob Maris en van de Haagse School. Gedurende drie jaar was hij als tegelontwerper werkzaam aan de Haagse Plateelbakkerij „Rozenburg” te ’s-Gravenhage.
Als schilder werkte hij achtereenvolgens te ’s-Gravenhage, Hilversum, korte tijd te Parijs, te Veur en ten slotte weer te ’s-Gravenhage. De invloed van Jacob Maris is het duidelijkst te zien in de schilderijen, die tussen 1885-’90 ontstonden onder de naam „zanderijen”. Hierin wist hij prachtig het blanke, tonige van het gouden zand tegen het grijs of stralend blauw van de lucht te plaatsen, terwijl door de bedrijvigheid van zandschuiten en polderwerkers het levendige karakter van het werk werd verhoogd.De wijze waarop hij zijn vrouwenfiguren, direct uit het leven gegrepen, weergaf, toont duidelijk de verwantschap met Breitner. Hij was een raak karaktertekenaar en schilderde met een vlotte, spontane streek. In zijn vroege werken is de kleur zeer fors en stralend (vooral sterk blauw en geelgroen), later, waarschijnlijk tengevolge van een ziekte, werd zijn schilderwijze minder sterk. Ab onderwerpen koos hij behalve de genoemde „zanderijen” veel veemarkten, waarin het blauw van de boerenkielen een sterk sprekend element was, voorts stadspleinen met wachtende huurkoetsjes, stillevens, bloemstukken en landschappen met felle avondluchten. In zijn etsen wbt hij door een enkele zuivere lijn en zonder gebruik van tinten, de lucht, beweging en atmosfeer op zeer persoonlijke wijze weer te geven. In zijn laatste jaren tekende hij veel dierstudies met pastel.
Lit.: Alb. Plasschaert, in: Opmerkingen en gegevens over Schilderk., deZ. en v. Gogh (Ooltgensplaat 1910); A. de Meester Obreen, W. de Z. (Amsterdam 1912).