Mr ,gouverneur-generaal (1780-1797) van Indië (Groningen 1724 Batavia 1800) studeerde te Groningen en begaf zich in 1750 als onderkoopman naar Batavia. Daar klom hij op tot secretaris van de Hoge Regering, vervolgens tot Raad van Indië en ten slotte werd hij hoofd der regering.
Als zodanig maakte hij de slechtste jaren der Oostindische Compagnie mee: de oorlog met Engeland fnuikte de handel der V.O.C. geheel, het geldgebrek, waarmee men te kampen had, was afschuwelijk en in alle opzichten waren de gebreken van de monopoliehandel dusdanig, dat geen redding meer mogelijk was. Alting heeft daartoe geen poging gedaan, maar, opgegroeid als hij was in de traditie der regenten in Nederland en der ambtenaren in Batavia, heeft hij niet veel meer gedaan dan zich en zijn schoonzoon bevoordelen, vaak met zeer ergerlijke middelen. Wel kwam er enige vooruitgang in de cultures, maar alleen de Engelsen profiteerden daarvan. Een door de Bewindhebbers bevolen onderzoek naar middelen ter verbetering mislukte, doordat de commissaris-generaal, mr Nederburgh, geheel onder invloed kwam van Alting en zijn schoonzoon, Siberg.DR Ï. W. STAPEL
Lit.: M. A. van Rhede van der Kloot, De Gouverneurs Generaal van Nederl. Indië (’s-Gravenhage 1891).
