is een waarborging of garantie. Zo rust bij koop en verkoop op de verkoper de verplichting om de koper het rustig en vreedzaam genot der verkochte zaak te waarborgen en in te staan voor de afwezigheid van verborgen gebreken ten aanzien van die zaak (art. 1527 NED.
Burg. Wetboek, z koop). Ook bij andere rechtsverhoudingen kent de wet een verplichting tot vrijwaring. Degene, die tot vrijwaring verplicht is, kan gedwongen worden om deel te nemen aan een proces, gevoerd tussen degene, wiens recht hij heeft te waarborgen, en een derde; hij kan, zoals dat heet, in vrijwaring worden geroepen.
In het procesrecht is dus vrijwaring een incident dat tot doel heeft te bewerken, dat een opgeroepen waarborg de oproepende eiser of gedaagde vrijhoudt van de gevolgen der in de hoofdzaak gegeven uitspraak.
Lit.: A. Pitlo, Verbintenissenrecht (3de dr. 1952) en voorts Van Rossem, Burg. rechtsvord. I, 3de dr., blz. 135-156; Van Boneval Faure, Het Ned. burg. procesrecht, III, 3de dr., blz. 69-104; Star Busmann, Hoofdst. v. burg. rechtsvord., nieuwe uitg. (1948), §§ 323-334; L. Hollander, De grondslag van de oproeping in vrijwaring, diss. Leiden (1929).
In BELGIË is vrijwaring, gelijk in het Nederlandse recht, de wettelijke of conventionele verplichting om iemand schadeloos te stellen van een bepaalde schade of om iemand tegen zekere gerechtelijke aanspraken te verdedigen. Dit komt met name voor in de verkoop (art. 1625 en vlg. B.W.), de verhuring van goederen (art. 1721 en 1726), de ruiling (art. 1707), de cessie van inschuld (art. 1693) en de boedelscheiding (art. 884). Op het gebied van de procedure bestaat in het Belg. evenals in het Ned. recht het onderscheid tussen:
a. de eenvoudige vrijwaring;
b. de formele vrijwaring.
De eerste betreft de persoonlijke rechtsvorderingen, de tweede de zakelijke en de hypothecaire rechtsvorderingen.
Vrijwaring maakt een vertragende exceptie uit, met dien verstande dat de verweerder de eis tijdelijk kan doen uitstellen om zijn garant in het geding te kunnen roepen. Uitspraak wordt in principe door éénzelfde vonnis over de oorspronkelijke eis en over de eis tot vrijwaring gedaan. Indien echter de eis tot vrijwaring niet in staat van wijzen is kan de oorspronkelijke aanlegger zijn eis afzonderlijk doen vonnissen. Daarna wordt, in dat geval, door een tweede vonnis over de actie tot vrijwaring uitspraak gedaan (art. 184).
In de formele vrijwaring (zakelijke of hypothecaire rechtsvorderingen) kan de gevrijwaarde zich buiten het geding doen stellen. Het vonnis tegen de garant uitgesproken is nochtans, zelfs in dat geval, van rechtswege uitvoerbaar tegen de gevrijwaarde partij, waaraan het vonnis zonder andere vorm van procedure kan betekend worden (art. 186).
Lit.: Braas, Précis de Procédure civ., 3de dr., dl 2, n. 491 en volg.