is de naam van een der vormen der volksvertelling. Ofschoon een algemeen aanvaarde definitie nog niet gevonden is, neemt men algemeen aan dat de sage een vertelling is van een opmerkelijk feit, dat zowel door de verteller als door zijn gehoor voor waar wordt gehouden.
Als zodanig staat de sage in tegenstelling tot het sprookje; terwijl dit laatste een algemeen karakter draagt, is de sage aan tijd en plaats en dikwijls ook aan een bepaalde persoon gebonden. Het sprookje wil alleen vertellen, de sage heeft bovendien nog een didactische strekking. Het sprookje is de vinding van de enkeling, de sage vindt althans in haar primitieve vorm haar oorsprong in het volk.Een grote groep sagen heeft betrekking op geslachten (o.a. de Griekse Atridensage en de IJslandse saga) of personen (Dietrich van Bern, Karel de Grote). De natuursagen pogen een verklaring te geven van merkwaardige of opvallende verschijnselen in de natuur (eigenaardige vormen van bergen, meren, rivieren enz.; ruines). Tot deze groep rekent men ook de sagen van verborgen schatten (schatsagen). Alleen naar de strekking onderscheidt de sage zich van de legende en de mythe. De verzameling Deutsche Sagen (1816-1818) van de gebroeders Grimm heeft het initiatief gegeven tot een groot aantal sagenverzamelingen in allerlei Europese landen.
Lit.. F. Panzer, Märchen, Sage und Dichtung (1905); K. Wehrhan, Die Sage (1908); A. Jolles, Einfache Formen (1929); F. Ranke, Volkssagenforschung (1935); A.
Wesselski, Probleme der Sagenbildung (Schweiz. Archif f. Volkskunde, 35, 1936); W. E. Peuckert, Sage (in: Deutsches Volkstum in Märchen und Sage, Schwank und Rätsel, 1938); K. Wagner, Formen der Volkserzählung (in: Volkskundl.
Ernte, 1938); F. Ranke, Volkssagenforschung (Deutsche Vierteljahrsschr. f. Lit.wiss. u. Geistesgesch., 1941); Max Lüthi, Die Gabe im Märchen und in der Sage (1943); W. von Sydow, Kategorien der Prosa-Volksdichtung (in: Selected papers on folklore, 1948).