Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-10-2024

RUSSISCHE REVOLUTIE

betekenis & definitie

In deze revolutie, die in 1917 op de stichting van de Sovjetstaat zou uitlopen, kan men drie phasen onderscheiden: die van 1905, toen zij voor het eerst openlijk uitbrak en de eerste concessies van het tsarisme wist af te dwingen. Deze duurde van 22 Jan. -18 Dec. 1905.

De gebeurtenissen in die maanden hangen ten nauwste samen met de nederlagen van Rusland in de Russisch-Japanse oorlog, die een gevolg waren van de ondeugdelijkheid en corruptie onder het tsarisme.In 1904 reeds was een Vereniging van Russische fabrieksarbeiders opgericht en deze stelde, naar aanleiding van een op 16 Jan. 1905 in de Poetilow-munitie-fabrieken te Petersburg uitgebroken staking, de voor die tijd vergaande eisen van 8-urendag, drieploegenstelsel en aanzienlijke loonsverhogingen. De leider, de priester Gapon, had de leiding niet meer in de hand. 22 Jan., dag van rouw over de val van Port-Arthur, riep hij zijn volgelingen voor een betoging op, die een verzoekschrift aan de tsaar zou overhandigen. De bloedige Zondag was het gevolg en deze het sein tot een stakingsgolf, die het hele land aangreep: in bijna 2000 bedrijven staakten ruim 400.000 arbeiders. Deze staking duurde twee maanden lang, totdat ongeveer een millioen arbeiders er successievelijk bij betrokken waren.

In diezelfde tijd werden de kiemen van de Sovjet gelegd en begon tevens een beweging onder de boeren, zodat in het voorjaar en de zomer van 1905 in 62 districten, d.w.z. 15 pct van alle plattelandsdistricten, de boeren tegen de grootgrondbezitters gewelddaden pleegden en zich grond toeëigenden. Half Juni had de beroemde muiterij op het pantserschip „Potemkin” plaats. In het najaar werd vooral de spoorwegstaking van belang, temeer, omdat zich de post- en telegraafbeambten er bij aansloten. 17 Oct. vaardigde de tsaar het manifest uit, waarbij het Russische volk de begeerde vrijheden werden beloofd. Daardoor verloor de staking, wat ook de bedoeling was, aan kracht en verliep weldra. De beweging onder de boeren nam echter nog meer toe. Tussen half Oct. en eind Nov. werden niet minder dan 2000 landgoederen in brand gestoken.

In de Oostzeeprovincies heerste de burgeroorlog. In Petersburg werd de revolutie 3 Dec. onderdrukt door de bezetting van het gebouw, waar de Sovjet zetelde en door arrestatie van haar leden. Zij sloeg nu echter naar Moskou over, waar zich het laatste bedrijf onder rechtstreekse bemoeiing van Lenin als gewapende opstand zou afspelen. 7 Dec. nam de Sovjet van Moskou er het besluit toe. Arbeiders en burgers wierpen barricades op, die, doordat de troepen voor een groot deel voor de regering onbetrouwbaar waren, de onderdrukking van de opstand nog dagen lang tegengehouden hebben. Pas de 18de waren de laatste barricades gesloopt. Het aantal gewonden wordt op 2000, dat der doden op 670 geschat. Toen 19 Dec. de Moskouse Sovjet het einde van de staking proclameerde, had het tsarisme voorlopig gezegevierd en ging de revolutie tot het defensief over, vanwaaruit zij pas 12 jaar later weer tot de aanval zou overgaan.

Zoals de eerste phase samenhing met de Russische nederlagen tijdens de Russisch-Japanse oorlog, zo hangt de tweede phase, die men de Februari-revolutie noemt, samen met de Russische nederlagen in Wereldoorlog I.

Zij omvat het tijdperk van 27 Febr. (12 Mrt, nieuwe stijl) tot 25 Oct. (7 Nov.) 1917. Na een reeks van stakingen en demonstraties onder leiding van de bolsjewiki, kwam het proletariaat van Petrograd in Febr. 1917, als gevolg van de steeds toenemende nood, in opstand. Een groot gedeelte der troepen, die zich in de stad bevonden of daarheen werden gezonden om de revolutie te onderdrukken, sloot zich bij de arbeiders aan. Na bloedige gevechten behaalden de arbeiders en soldaten de overwinning; tsaar Nicolaas deed afstand van zijn troon (15 Mrt, nieuwe stijl). Het bestuur van het land werd overgenomen door een Voorlopige Regering, die uit vertegenwoordigers van de bourgeoisie uit de Doema bestond.

Tegelijkertijd vormden zich evenals in 1905 echter uit de arbeiders en soldaten de Raden (Sovjets) van arbeiders, boeren en soldatengedeputeerden. Feitelijk bestonden er nu twee staatsmachten naast elkaar: de Sovjets, die vnl. uit aanhangers van de mensjewistische en sociaal-revolutionnaire partij bestonden, en de Voorlopige Regering, met Miljoekow aan het hoofd. Toen de maatregelen, die door het volk gewenst werden, nl. het onmiddellijk sluiten van vrede, verdeling van het land onder de boeren en het verzorgen van de steden met levensmiddelen, niet werden doorgevoerd, toen integendeel bekend werd, dat de geheime verdragen met de Geallieerden door de Voorlopige Regering werden bevestigd, werden op 20 en 21 Apr. grote manifestaties in de straten van Petrograd gehouden. De regering besloot toen enige leden der Sociaal-Revolutionnaire en der Mensjewistische partij op te nemen en op 1 Mei vormde zich de coalitie-regering met graaf Lwow aan het hoofd en met Kerenskij als minister van Oorlog.

Op 18 en 19 Juni, tijdens het eerste Alrussische Sovjetcongres, vonden wederom grote demonstraties plaats onder de leuzen: „Weg met de kapitalistische ministers” en „Alle macht aan de Sovjets”. De ontevredenheid onder de massa groeide. Toen Kerenskij met het Russische leger een offensief tegen Duitsland wilde beginnen, leden de Russen een nederlaag. Kerenskij’s welsprekendheid stuitte af op het lijdelijk verzet van de massa. Op 3 Juli werden er grote demonstraties in Petrograd gehouden. De Voorlopige Regering sloeg deze met geweld uiteen, arresteerde de voornaamste leiders der bolsjewiki en bezette het bureau van het bolsjewistisch dagblad de Prawda. Lenin werd er van beschuldigd een spion van de Duitse regering te zijn, en om niet gearresteerd te worden moest hij zich tot het einde der Februarirevolutie verborgen houden.

De reactionnaire groepen vatten weer moed en generaal Kornilow zond op 27 Aug. een grote troepenmacht naar Petrograd om de revolutie neer te slaan. De bolsjewiki deden alles om deze contra-revolutionnaire poging te verhinderen. Als gevolg van hun propaganda en actie liepen de soldaten van Kornilow naar de revolutionnairen over en Kornilow moest onverrichter zake terugtrekken.

De hierop volgende verkiezingen in de stadsdoema’s en daarna ook in de stads-sovjets gaven aan de bolsjewiki in alle industriële centra de absolute meerderheid. De Voorlopige Regering had het bijeenroepen van een Constituante, waarna volgens haar het oplossen van de belangrijke vraagstukken eerst mogelijk zou zijn, voortdurend uitgesteld. De bolsjewiki stelden de drie leuzen: het onmiddellijk sluiten van de vrede, land aan de boeren en voedsel voor de stadsbevolking voorop, en wisten zo de massa voor zich te winnen.

Het bolsjewistische partijbestuur, onder leiding van Lenin, nam 10 (23) Oct. het formele besluit tot de gewapende opstand en een militair-revolutionnair comité uit de Sovjet werd 16 (29) Oct. met de voorbereiding er van belast. Als datum werd 25 Oct. (7 Nov.) gekozen, de dag, waarop het tweede Alrussische Sovjet-Congres in de hoofdstad bijeenkwam. 24 Oct. (6 Nov.) was het garnizoen „om” en de avond van die zelfde dag vroeg en verkreeg Kerenskij de toestemming der Voorlopige Regering om de revolutie met geweld te onderdrukken. Doch toen was het te laat. De kruiser „Aurora” volgde het bevel om de stad te verlaten niet op. Zij opende integendeel de volgende dag het vuur op het winterpaleis, de zetel van de Admiraliteit en het hoofdkwartier van Kerenskij. Terwijl er in de stad weinig gevochten werd, werd op het Congres het pleit politiek beslecht.

Na urenlange heftige debatten erkende laat in de nacht het Congres, dat in meerderheid uit bolsjewiki en sociaal-revolutionnairen bestond, de nieuw-gevormde Sovjetregering, welker Raad van Volkscommissarissen Lenin als voorzitter had. Bovendien werd besloten een Centraal Comité in te stellen als hoogste regeringslichaam, waarbij de souvereiniteit, tussen twee Sovjetcongressen in, zou berusten, dat uit 100 leden zou bestaan, waarvan 70 bolsjewiki en verder linkse sociaalrevolutionnairen, internationalistische sociaal-democraten en vertegenwoordigers der socialistische partijen van de grootste nationale minderheden enz. Hiermee begonnen echter pas de moeilijkheden. Bijna alle staatsambtenaren staakten en vernielden of verborgen hun archieven. Kerenskij, die had kunnen vluchten, stelde zich met trouw gebleven kozakkenafdelingen in verbinding en de kozakkengeneraal Krasnow bezette bij zijn opmars naar Petrograd 27 Oct. (9 Nov.) Gatsjina 45 km van de hoofdstad.

De nog niet verboden „contra-revolutionnaire” pers ageerde heftig tegen de nieuwe regering. Trager was de beweging in Moskou, ten gevolge van de sociaal andere samenstelling der bevolking en m.n. van het actieve verzet der leerling-officieren. Pas 2 (15) Nov. gaf het Kreml zich over en was de macht in handen van het ook hier opgerichte militair-revolutionnaire comité.

Ondanks al deze moeilijkheden, waarbij nog de dreigende opmars van de Duitse legers kwam, bleken de bolsjewiki toch juist gezien te hebben, toen zij vermoedden, dat het leger te oorlogsmoede was om de revolutie te bestrijden en de boeren te zeer hongerden naar land om zich tegen haar te laten gebruiken. Daardoor is het gekomen, dat de bolsjewiki de schijnbaar onoverkomelijke moeilijkheden van de eerste phase der revolutie te boven zijn gekomen en alle pogingen tot omverwerping van de Sovjetregering schipbreuk hebben geleden. De decreten der Sovjetregering hebben haar de in Oct. veroverde macht doen behouden. Men kan in deze decreten twee soorten onderscheiden:

1. die welke bestemd waren om de grote massa der bevolking op haar hand te krijgen, met name het decreet over de onteigening der grote landgoederen zonder schadeloosstelling, het decreet over de rechten der nationaliteiten en dat over de schrapping der internationale schulden en
2. specifiek socialistische maatregelen als de invoering van de arbeiderscontrôle in de industrie, de nationalisering van de banken, de industrie en de handel.
18 Jan. 1918 kwam de Constituante bijeen, die nog tijdens het vorig Bewind gekozen was. Van de 703 leden waren slechts 168 bolsjewiki en zelfs wanneer men er de links-sociaalrevolutionnairen bij rekent, bedroeg het aantal van haar leden, dat althans min of meer op handen der nieuwe regering was, niet meer dan ca 40 pct. De rechtse sociaalrevolutionnair Viktor Tsjernow werd tot voorzitter gekozen. Een voorstel van de bolsjewistische fractie om zich bij de bestaande toestand neer te leggen, de Sovjetregering te erkennen en zich met het eerstdaags bijeenkomende derde Sovjetcongres tot een Conventie te verenigen, die een grondwet voor de socialistische Republiek zou opstellen, werd dan ook verworpen, waarop de regering de zaal van het Taurische Paleis, waar de Constituante vergaderde, liet ontruimen en haar zelf ontbond. 23 Jan. kwam het bovenbedoelde Sovjetcongres bijeen en 5 dagen later publiceerde zij de Verklaring van de rechten van het arbeidende en uitgebuite volk, de grondsteen van de staatsinrichting der Sovjetrepubliek. „Het IIIde Alrussische Congres van de arbeiders-, soldaten- en boerenraden stelt zich als eerste taak de opheffing van alle uitbuiting van mensen door mensen, de volledige afschaffing van de splitsing der maatschappij in klassen, de meedogenloze onderdrukking van de uitbuiters, de invoering van de socialistische organisatie der maatschappij en de overwinning van het socialisme in alle landen”.

Hiermede kan men de October-revolutie als geëindigd beschouwen. Voor de verdere ontwikkeling zie Sovjet-Unie, geschiedenis.

PROF. DR J. M. ROMEIN

Lit.: E. H. Carr, The Bolshevic Revolution, 1917-1923 (London 1950-1952, 2 dln); W. H. Chamberlin, The Russian Revolution, 1917-1921 (2 dln, London 1935); Joan Huyts, De Russ. Rev. z.j. (1933; verbeterde editie, 1936); Istorija grazjdanskoj wojny, onder red. van Gorkij, Molotow, Worosjilow e.a. (2 dln, Moskwa 1936-1943; Ned. vert. o. d. t. „Gesch. v. d. grote Russ. rev.” (Amsterdam 1936), Eng. en Dtse vert., volledige Fr. vert. „Hist. de la révolution russe” (4 dln, Paris 1949-’50)); B.

Pares, The Fall of the Russian Monarchy (London 1939); Philips Price, Die Russ. Rev. (1921); L. Trotzki, Gesch. der Russ. rev. (5 dln, Amsterdam 1936).

< >