Engels botanicus en reiziger (Kelloe, Berwickshire, 16 Sept. 1813 - Londen 13 Apr. 1880), maakte in opdracht van de Horticultural Society te Chiswick een studiereis door China (1842-1846) ten einde planten te verzamelen en inlichtingen te verkrijgen over cultuur en bereiding van thee en katoen. Daarna zond men hem voor de tweede maal uit en nu slaagde hij er in (1851), ruim 2000 theeplanten en 17000 zaden mee naar Brits-Indië te brengen, die van groot gewicht waren voor de theecultuur der Britse Oostindische compagnie.
Op een derde reis (1853-1856) bezocht hij o.a. Formosa en bestudeerde de fabricage van rijstpapier. Ten slotte bezocht hij China nog eenmaal in opdracht van de regering van de V.S., ten einde ook daarvoor zaden van de theestruik en van andere planten te verzamelen. Niet alleen voor de theecultuur, maar ook voor de kennis van China waren deze reizen van groot belang.Bibl.: Three years’ wanderings in the Northern provinces of China (2 dln, 1847); Journey to the tea-countries of China (2 dln, 1853); Residence among the Chinese; inland, on the coast and at sea (1857); Yeddo and Peking (1863).
