Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-10-2024

RIEHL, wilhelm heinrich (von)

betekenis & definitie

Duits cultuurhistoricus (Bieberich 6 Mei 1823 - München 16 Nov. 1897), studeerde aan verschillende universiteiten, eerst theologie, daarna geschiedenis en staatswetenschappen. Sedert 1846 redigeerde hij de Karlsruher Zeitung en gaf, nadat hij tot lid van de Duitse Nationale Vergadering was gekozen, van 1848-1851 de conservatieve Nassauische Allgemeine Zeitung uit, terwijl hem tevens de leiding van het orkest in de Hofschouwburg te Wiesbaden werd toevertrouwd.

Hij werd in 1854 hoogleraar in de staatswetenschappen te München, waar hij in 1859 het professoraat in de cultuurgeschiedenis op zich nam. In 1885 werd hij tot directeur van het Beierse nationale museum benoemd. Zijn betekenis ligt vooral op het gebied der beschavingsgeschiedenis, waar hij baanbrekend werk verrichtte. Ook op het gebied van het folkloristisch onderzoek is hij een pionier geweest; men heeft hem wel „de Vader van de Duitse Volkskunde” genoemd. Bovendien schreef hij talrijke novellen, o.a. Der Stadtpfeifer en Ovid bei Hofe. Hij werd in 1883 geadeld.Bibl.: Naturgesch. des dtschen Volkes als Grundlage einer dtschen Sozialpolitik (4 dln, 1851-1869); Kulturgesch. Novellen (1856); Kulturstudien aus drei Jahrh. (1859); Neues Novellenbuch (1867); Kulturgesch. Charakterköpfe (1891); Gesch. u. Novellen (Neue Gesamtausg., 7 dln, 1923).

Lit.: H. Roscher, Der Volksforscher W. H. R. (1927); F Gijssens, W. H. R. (Brussel 1944, in het N.); A.

Schrott, W. H. R.’s Novellen (Halle 1944).

< >