Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

NOORDOOSTPOLDER

betekenis & definitie

een der drooggemaakte Zuiderzeepolders, waarvan de dijk in Dec. 1940 werd gesloten, terwijl hij in Sept. 1942 droogviel. De polder grenst aan de provincies Friesland (ten O. van Lemmer) en Overijsel, doch is ten Z. van Blokzijl door het Vollenhovense Meer, het Vollenhovense Kanaal, het Kadoelenmeer en Zwartemeer van laatstgenoemde provincie gescheiden.

De oppervlakte van de polder bedraagt 47 600 ha, en is in 2 afdelingen verdeeld met polderpeilen van 4,50 en 5,70 m-NAP, die door gemalen te Lemmer, Urk en de Voorst (bij Vollenhove) worden ontwaterd. Naast de gemalen zijn gelijktijdig sluizen gebouwd, die de hoofdkanalen, de Urkervaart, Lemstervaart en Zwolse vaart verbinden met het IJselmeer. In de polder zijn de voormalige eilanden Urk en Schokland opgenomen; beide vormen een duidelijke verheffing in het vlakke land. Het grootste deel (meer dan 75 pct) van de bodem bestaat uit lichte en zware zavelgronden. Voor zover de gronden reeds in gebruik zijn genomen, vormt landbouw (akkerbouw) het hoofdbestaansmiddel. Gedurende enige jaren worden de gronden door de staat geëxploiteerd, overwegend in de vorm van graanbouw; daarna worden zij successievelijk in bedrijven van 12, 24, 36 en 48 ha aan pachters uitgegeven.

De akkerbouw is sterk gemechaniseerd. Daarnaast zijn er ook gemengde bedrijven. Het bestuur over de Noordoostpolder wordt, met uitzondering van de gemeente Urk, uitgeoefend door de in 1942 benoemde landdrost. Het aantal inwoners bedraagt (1952) ca 11 000. De hoofdplaats van de polder is Emmeloord, terwijl van de overige geprojecteerde woonkernen Ens en Marknesse reeds een zekere ontwikkeling hebben bereikt.

< >