eigenlijk Claes Everts of Nicolaes Everaerts, Zuidnederlands rechtsgeleerde (Middelburg? 1462 - Mechelen 9 Aug. 1532), zoon van een Zeeuwse schipper, promoveerde te Leuven tot doctor utriusque juris in 1493, doceerde aldaar het civiele recht 1492-1496, werd daarna officiaal, d.i. kerkelijk rechter, van de bisschop van Kamerijk te Brussel, was rector van de universiteit van Leuven in 1504, werd in 1505 raadsheer in, en was 1528-1532 voorzitter van de Grote Raad, in welke functie hij „als een koning heerste in de rechtspraak”; later citeerde men hem dan ook kortweg als de „Praeses”. Als jurist behoort hij tot de oude scholastieke richting der Bartolisten.
Hij heeft twee belangrijke werken geschreven, nl. een leerboek over rechtskundige dialectiek en een ruim 20 jaar na zijn dood uitgegeven bundel adviezen. In de geschiedenis van het humanisme is hij bekend als vader van een roemrijke familie, onder welke de „tres fratres Belgarum”, het „humanistisch klaverblad”, waarvan Joannes Secundus met zijn Basia de grootste vermaardheid heeft verworven.Bibl.: Topicorum seu de locis legalibus liber (Lovanii 1516, herhaaldelijk herdr., o.a. door D. Gothofredus 1603, door M. Wesenbecius 1624); Consilia sive responsa (Lovanii 1554, 1577, herdr. o.a. Francof. 1594, Arenaci 1642, Antverpiae 1643).
Lit.: L. J. v. Apeldoorn, Nic. Ev. en het recht van zijn tijd, in: Meded. d. Kon. Ak. v. Wet., afd. Letterk., dl 80, serie B, no 70 (Amsterdam 1935, 2de herz. dr. 1939); R. Dekkers, Het humanisme en de rechtswetenschap in de Ned. (Antw. 1938), 1-36; Idem, Voorzitter Nic. Ev., rede, in: Rechtsk. wkbl. XII (1948-*49), 1281.