Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-10-2024

Nederlandsche arbeidsdienst (N.A.D.),

betekenis & definitie

als organisatie een product van de Duitse bezetting en een factor der propaganda, gericht op het vertrouwd maken van het Nederlandse volk met, eventueel het winnen voor de nationaal-socialistische gedachte, berustte op een denkbeeld dat niet zonder meer met de ideologie van het nationaal-socialisme te vereenzelvigen is. In vele Europese landen nl. bestond al lang vóór 1939 een vorm van arbeidsdienst en ook in Nederland speelde de gedachte aan een arbeidsdienst vóór 1940 een rol in plannen ter bestrijding der werkloosheid.

Bij de oprichting van de N.A.D. werd voortgebouwd op een grondslag, gelegd in de Opbouwdienst. Op 27 Juni 1940 (Verord. 71/1940) had de Rijkscommissaris, in richtlijnen beogend de beroepsmilitairen in het arbeidsproces in te schakelen, de, Opbouwdienst ingesteld; met de datum van diens oprichting, 15 Juli, werd het bestaan van het oude Nederlandse leger beëindigd geacht. De Opbouwdienst, onder bevel van majoor J. N. Breunese, zou „onpolitiek” zijn, elke politieke en kerkelijke propaganda er in verboden. Zowel door de instelling van het kader als door die van de grote massa der leden was de Opbouwdienst bij de oprichting nog een strikt Nederlandse instelling.

Reeds in Oct. 1940 werd de omzetting van de O.D. in een Arbeidsdienst voorbereid door het ontslag van alle manschappen en onderofficieren boven 25 resp. 35 jaar; de rest, 18 korpsen van ca 1000 man elk, moest kader en kern vormen van een Ned. Arbeidsdienst, door maj. Breunese voor te bereiden. Uiteraard hadden de Duitsers in die voorbereiding de hand, o.a. door een bezoek van „Reichsarbeitsführer” K. Hierl aan de N.A.D. kampen op 29 Mrt 1941. De opleiding der eerste 170 kaderleden begon midden Dec. 1940 te Nunspeet, later in nog 3 kampen.

Begin Jan. 1941 stelden de burgemeesters de aanmelding voor vrijwilligers voor de N.A.D. open. Op 3 Mrt werden de eerste 4 kampen voor mannelijke vrijwilligers (2 Laren, 1 Vierhouten, 1 Nunspeet), op 20 Mrt 1941 ook kampen voor meisjes in gebruik genomen. Echter pas op 23 Mei 1941 werd (met terugwerking tot 1 Jan. 1941) een Arbeidsdienstverordening van Seyss-Inquart gepubliceerd. In art. 1 werden alle jonge Nederlanders der beide kunnen verplicht, in de N.A.D. te dienen. De diensttijd was in den regel een halfjaar. Personen van Joods ras werden uitgesloten. De mogelijkheid werd geopend, personen op private arbeidsovereenkomst in dienst te nemen voor het verrichten van bepaalde diensten; zulke personen werden niet als leden van de N.A.D. beschouwd.

In dit eerste stadium werd volstaan met het oproepen van vrijwilligers. Van begin 1942 af ging men echter over tot het oproepen van verplichte categorieën. Al wie een openbare betrekking begeerde, zich als student wenste in te schrijven of examen te doen — uitgezonderd personen met minstens 4 maanden militaire of Opbouwdienst of dienende bij de Duitse formaties — moest zijn „arbeidsdienstplicht” hebben vervuld. Op 4 Juli 1941 bepaalde de secretaris-generaal bij Algemene Zaken dat tot Jan. 1942 de N.A.D. hoogstens uit 15 000 man en de A.D. voor meisjes uit 600 meisjes zou bestaan. Het ledental heeft echter, door gebrek aan kampruimte, de 10 000 nauwelijks overschreden. Aan de N.A.D.-training was ook een „vorming” met semipolitiek karakter verbonden.

Werden in de eerste periode de commandant c.s. stellig door Nederlandse motieven geleid, was ook het devies „lck Dien”, dat de N.A.D. kreeg, reeds in 1933 gebruikt door het Verbond voor Nationaal Herstel van generaal Snijders, weldra moest het majoor Breunese en zijn helpers duidelijk worden, dat de Duitsers in de N.A.D. iets meer zagen. Volgens Hierl was „de N.A.D. de uitdrukking van een nieuwe wereldbeschouwing”. Dit werd door de leiding geaccepteerd, zo ook de „Ariër-paragraaf”. Geleidelijk werd, vooral na het begin van de oorlog met de Sovjet-Unie, de Duitse druk op de leiding sterker. Breunese werd in Aug. 1941 afgezet en vervangen door luit.-kol. De Bock (definitief per 1 Apr. 1943) als „generaal arbeidsleider”.

De ideologische tendens nam geheel de overhand. De N.A.D. stond zelfs veel meer in

de greep der Duitsers zelf, dan onder invloed van de N.S.B. Toch merkten de gewone, verplichte leden, zowel als het kader, van deze politieke beïnvloeding weinig. De „vorming” nam men voor lief, de verplichte invoering van de „Germaanse groet” in plaats van het militaire saluut verwekte veel opschudding en verzet, ontslagen volgden, maar eigenlijke sancties bleven toch uit.

Bij K.B. van 10 Sept. 1944 werd de N.A.D. ontbonden. De Duitsers stelden toen de gehele N.A.D. in het nog onbevrijde deel van het land onder bevel van de Duitse (Reichs-) Arbeitsdienst. Commandant De Bock werd ontslagen, een nieuwe staf onder Bethmann te Assen gevestigd. In dit slotstadium (Sept. 1944 -Apr. 1945) werden de overgebleven N.A.D.-leden zoveel mogelijk bij versterkingswerken in het N. gebruikt, in Apr. 1945 werd het restant onder SS-geleide te Delfzijl op Rijnaken gezet; de meesten beleefden echter reeds te Aurich de bevrijding.

De arbeidsdienst voor meisjes (vrijwillig) was nooit van belang. Sinds begin 1942 werden uit de arbeidskampen vrijwilligers geronseld voor dienstneming achter het Duitse Oostfront als Gruppe Niederlande im Reichsarbeitsdienst: de aangeworvenen moesten de eed van „trouw en gehoorzaamheid aan Adolf Hitler, Führer aller Germanen”, afleggen. Op 17 Mei 1943 werd de inzet aangekondigd van een korps N.A.D.-mannen, dat in „Oostland, binnen de grenzen van het Grootduitse Rijk”, in eigen N.A.D.-verband zou gaan werken. Deze maatregel, speculatie op een doordringen der collaboratiegedachte, was echter tevens en vooral het bewijs, dat de ronseling van 1942 voor werken in Duits verband was mislukt. Trouwens ook deze nieuwe inzet bleef onbetekenend.

< >