in Friesland vóór 1809 de benaming voor de aan het Hof ondergeschikte rechtbanken, t.w. de stadsgerechten en de rechtbanken der 30 grietenijen. Alleen in Friesland was de rechterlijke organisatie zo eenvormig, dat men alle rechtbanken van eerste aanleg onder een algemene benaming kon vatten en gelijkluidende regels er op kon toepassen.
Deze nedergerechten hadden bevoegdheid in burgerlijke zaken, onder beroep op het Hof; voorts vonnisten ze inzake overtredingen. De berechting van misdrijven stond over het hele gewest aan het Hof alleen.