is oorspronkelijk slechts de aanduiding voor een omsloten stuk grond. Uit deze betekenis ontwikkelt zich die van boerenwoning, de woning met de grond waar zij op staat.
In de Middeleeuwen werd de term bij voorkeur gebezigd ter aanduiding van een gebouwen- en landerijencomplex, dat fungeerde als het centrum van een grondheerlijkheid*. Een zodanige hof bestond veelal uit een meer of minder versterkt huis met bijgebouwen en landerijen, die rechtstreeks vanuit het centrum door onvrijen werden bebouwd. De hof werd bewoond door de heer of diens meier, die van daar uit het bestuur over de onder de hof ressorterende gronden uitoefende. Die gronden werden in de regel geëxploiteerd door horigen*, aan wie de grond hoeve-gewijs was uitgegeven (z hoeve), niet zelden echter was een aantal der hoeven in het bezit van vrijen. De tot één hof behorende horigen vormden te zamen een echte*. Op de hof werden de door horigen en vrijen in geld of goederen verschuldigde prestaties afgedragen; voorts zat daar de heer of diens meier terecht met de horigen om recht te spreken naar hofrecht. Indien een gehele marke* onder een hof ressorteerde, spreekt men van een hofmarke. In engere zin werd hof de aanduiding van de woning of het verblijf van een koning of landsheer.
Vandaar hofdag-, plechtige of feestelijke bijeenkomst aan een vorstelijk hof, waarbij o.a. recht gesproken werd. In tegenstelling tot de gewone (ordinaris) rechtspraak, waarbij het recht werd gevonden door het „volk”, werd hier recht gedaan door de koning of de landsheer zelf met medewerking van zijn raden. Geleidelijk kwam deze buitengewone (extraordinaris) rechtspraak in handen van daartoe door koning of landsheer benoemde vaste colleges, de zgn. hoven van justitie. Ook thans nog noemt men de hoger gegradueerde rechtscolleges (gerechts)hof'. Wanneer hof het geheel van vertrekken aanduidt waar een vorstelijk persoon verblijf houdt, gaat deze term ook over op de personen die hem daar omringen: de hofhouding (zie hieronder).Lit.: A. H. Martens van Se venhoven, Marken in Gelderland (tekst bij de markenkaart van de Geschiedk. Atlas v. Nederland, 1925); j. Ph. de Monté ver Loren, Grondbezit en standen in het Oosten des lands voor de feodaliseering (2de dr., 1949); Idem, Hoven in Holland (Opstellen aangeb. aan prof.
Jhr dr D. G. Rengers Hora Siccama, 1942); B. H. Slicher van Bath, Mensch en land in de middeleeuwen (1944).